Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Koni BV
Rechtbank Rotterdam (Locatie Dordrecht), 19 augustus 2010
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN4773

werknemer/Koni BV

Jaarlijkse gratificatie vormt geen arbeidsvoorwaarde

Werknemer is in 1988 in dienst getreden van Koni. Op de arbeidsovereenkomst is een gratificatieregeling van toepassing, inhoudende dat jaarlijks door Koni in samenspraak met de OR wordt vastgesteld of er een gratificatie zal plaatsvinden en indien ja, welke omvang de gratificatie zal hebben. Werknemer heeft jarenlang een paas- en kerstgratificatie van ongeveer € 900 tot € 1.000 van Koni ontvangen. In maart 2009 bericht Koni aan zijn werknemers dat vanwege bedrijfseconomische omstandigheden zij niet tot uitkering van de gratificatie zal overgaan. Volgens werknemer is sprake van een ongerechtvaardigde eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Anders dan werknemer stelt, is in casu geen sprake van een arbeidsvoorwaarde. De gratificatieregeling voorziet in een discretionaire bevoegdheid van de directie om in samenspraak met de OR jaarlijks een gratificatie toe te kennen. Nu gebleken is dat jaarlijks overleg heeft plaatsgevonden, kan niet worden gesproken van een (verworven) arbeidsvoorwaarde. Op grond van de forse daling van de winst kon en mocht Koni, na overleg met de ondernemingsraad beslissen dat over 2009 geen gratificatie uitgekeerd zou worden. Dit geldt te meer nu de financiële situatie van Koni tot een aanzienlijk aantal ontslagen leidt. Nu de gratificatie over de voorgaande jaren steeds op basis van een positief resultaat van minimaal 6% is uitgekeerd, is geen sprake van een verworven recht. Van willekeur of strijd met goed werkgeverschap is evenmin sprake. Gebleken is immers dat de andere werknemers van Koni ook geen aanspraak hebben op de onderhavige gratificatieregeling. Voor de werknemers die deelnemen aan de 48+-regeling is de garantieregeling wel een arbeidsvoorwaarde, maar ter zitting is gebleken dat zij een hogere pensioenpremie dan werknemer en andere niet-deelnemers betalen. Hierdoor is van een vergelijkbaar geval met werknemer geen sprake en kan geen rechtsgeldig beroep worden gedaan op het gelijkheidsbeginsel.

Volgt afwijzing vordering werknemer.