Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Meuva
Gerechtshof Den Haag, 20 juli 2010
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4190

werknemer/Meuva

Werkgever aansprakelijk voor val van touwladder. Schending zorgplicht ondanks VCA-certificering. Schade

Werknemer is op 23 november 1998 in dienst van Meuva (een VCA***-gecertificeerd bedrijf) en, in opdracht van PSN, uitgeleend aan Shell Nederland Chemie om onderhoudswerkzaamheden te verrichten. Tijdens deze werkzaamheden is werknemer van een touwladder gevallen. Werknemer heeft ernstig rugletsel opgelopen. De Arbeidsinspectie heeft geen overtreding van de Arbowet geconstateerd, maar met PSN en Shell wel de afspraak gemaakt dat zij betere instructies moeten verlenen over het gebruik van de touwladder. Werknemer stelt Meuva aansprakelijk voor de schade. Meuva stelt zich op het standpunt dat zij een VCA***-gecertificeerd bedrijf is, dat aan werknemer de vereiste voorkennis/opleiding heeft gegeven alsmede de benodigde bescherming, te weten een touwladder en valscherm. Dat werknemer geen gebruik of verkeerd gebruik heeft gemaakt van deze materialen, komt voor zijn rekening. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen, (onder meer) wegens het ontbreken van schade.

Het hof oordeelt als volgt. De werkgever dient ingevolge artikel 7:658 BW die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval (HR 27 april 2007, NJ 2008, 462). Het enkele feit dat een werkgever bepaalde voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, ontslaat hem niet van zijn zorgverplichting (HR 11 april 2008, NJ 2008, 465). De werkzaamheden van werknemer brachten risico's met zich. Als VCA***-gecertificeerd bedrijf is Meuva zich daarvan ook bewust geweest, althans moet Meuva geacht worden zich daarvan bewust te zijn geweest. Ook het feit dat geen publiekrechtelijke regeling is overtreden, ontslaat de werkgever niet van diens zorgplicht jegens werknemer (HR 5 november 2004, NJ 2005, 215). Naar het oordeel van het hof heeft Meuva onvoldoende duidelijk gemaakt dat van haar niet meer kon worden gevergd, dan hetgeen zij heeft gedaan. Zo is niet duidelijk waarom - anders dan om louter financiƫle redenen - niet is gekozen voor een vaste trap, in plaats van een touwladder. De stelling dat sprake zou zijn van opzet of bewuste roekeloosheid van werknemer door geen gebruik te maken van de vallijn, wordt verworpen.

Hoewel werknemer weliswaar theoretisch in staat moeten worden geacht met andere loonvormende arbeid een vergelijkbaar inkomen als voorheen te verwerven, schetsen de medische rapporten evenzeer dat werknemer langdurig uit het arbeidsproces is, (daardoor) een grote achterstand heeft opgebouwd tot de arbeidsmarkt en zijn kansen op de arbeidsmarkt zonder begeleiding op re-integratiedeskundig gebied marginaal zijn. Bovendien zijn plaatsingsproblemen en beschikbare vacatures buiten beschouwing gebleven. Werknemer is als gevolg van het bedrijfsongeval uitgevallen uit het arbeidsproces en thans voor de WAO/WIA ten minste tien jaar arbeidsongeschikt. Daarmee is als ongevalsgevolg a) zijn afstand tot de arbeidsmarkt gegeven alsmede de economische kwetsbaarheid van werknemer en; b) staat vast dat werknemer materiƫle (inkomens)schade heeft geleden. Dat werknemer de schade heeft verergerd door latere werkzaamheden, kan hem niet worden aangerekend (HR 14 december 2007, LJN BB8658).

Meuva is derhalve aansprakelijk voor de schade die werknemer heeft geleden. Volgt aanhouding van de zaak voor schadebegroting.