Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werkgever verzoekt voorafgaande toestemming ex artikel 7:670a BW voor opzegging van de arbeidsovereenkomst met werknemer. Volgens werkgever is de ondernemingsraad per 1 januari 2010 feitelijk opgehouden te bestaan, zodat niet langer het opzegverbod ex artikel 7:670 lid 4 BW geldt, maar enkel nog het toestemmingsvereiste van artikel 7:670a BW. Werknemer stelt zich op het standpunt dat de ondernemingsraad nog steeds bestaat en hij daar lid van is, zodat het verbod van artikel 7:670 lid 4 BW nog steeds geldt en het verzoek ex artikel 7:670a BW dient te worden afgewezen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In het vergaderverslag van 6 mei 2009 is niet te lezen dat is besloten, na een stemming, de ondernemingsraad op te heffen. Er is volgens het verslag gestemd over een plan de ondernemingsraad op te heffen. Het instemmen met een dergelijk plan betekent niet dat daarmee daadwerkelijk de ondernemingsraad is opgeheven. Plannen moeten worden gerealiseerd, waarbij wordt aangetekend dat indien een ondernemingsraad zelf besluit zich op te heffen deze gang van zaken op zich geen belangrijke wijziging van omstandigheden behoeft te betekenen als bedoeld in artikel 5a lid 2 Wet op de ondernemingsraden. De kantonrechter wijst daarenboven op hetgeen is bepaald in artikel 2 lid 2 van deze wet. Overigens blijkt ook uit het feit dat na 1 januari 2010 instemmingsplichtige besluiten aan de voorzitter van de ondernemingsraad zijn voorgelegd, dat de ondernemingsraad nog steeds bestaat. Werknemer komt derhalve een beroep toe op artikel 7:670 lid 4 BW.
Volgt afwijzing verzoek tot toestemming ontslag.