Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/F.I.T. Werving : Interim Management
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31 augustus 2010
ECLI:NL:GHLEE:2010:BN5768

werknemer/F.I.T. Werving : Interim Management

Geen doorbreking appelverbod bij ambtshalve verwijzing wegens sectorcompetentie

FIT heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd dat werknemer wordt veroordeeld tot terugbetaling van een geldlening, groot afgerond € 30.000, te vermeerderen met wettelijke rente, en tot teruggave van een aantal, in het kader van een arbeidsovereenkomst aan werknemer ter beschikking gestelde goederen. Ter gelegenheid van de in eerste aanleg gelaste comparitie na antwoord, heeft zij haar vordering nog vermeerderd met een vordering tot terugbetaling van afgerond € 20.000 ter zake van te veel betaalde voorschotten op loon en onkosten. Werknemer heeft in reconventie betaling van een bedrag van afgerond € 70.000 gevorderd als afgesproken surplus op het loon, plus betaling van een bedrag van afgerond € 1.000 als schadevergoeding voor het niet doorgaan van de oprichting van een nieuwe gezamenlijke besloten vennootschap van beide partijen. Werknemer heeft zich ten aanzien van de vordering uit geldlening beroepen op verrekening en opschorting met zijn reconventionele vordering. De rechtbank heeft bij haar vonnis van 5 november 2008 de vordering uit geldlening toegewezen en de vordering tot betaling van schadevergoeding voor het niet doorgaan van de gezamenlijke vennootschap afgewezen. De overige vorderingen heeft de rechtbank verwezen naar de sector kanton van de Rechtbank Assen. Tegen deze verwijzingsbeslissing is werknemer in hoger beroep gekomen.

Het hof oordeelt als volgt. Tegen een dergelijke verwijzingsbeslissing staat, naar de wetgever in artikel 71 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft bepaald, geen hoger beroep open. Werknemer heeft aangevoerd dat de rechtbank, alvorens ambtshalve een gedeelte van de procedure te verwijzen naar de kantonrechter, ten onrechte partijen niet heeft geraadpleegd, terwijl de wetgever zulks wel noodzakelijk heeft geacht, waartoe werknemer heeft verwezen naar aantekening 3 sub c op artikel 71 in Van Mierlo e.a. Tekst en Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering, waarin wordt verwezen naar de wetsgeschiedenis (MvT, Van Mierlo, Parlementaire Geschiedenis Herziening Rechtsvordering, p. 228). Het hof oordeelt dat uit het vervolg van de memorie van toelichting evenwel volgt dat de rechter in een geval waarin beide partijen zich hebben kunnen uitlaten over de vraag of de zaak wel bij de goede rechter aanhangig is, de rechter niet verplicht is om partijen - als zij zich niet hebben uitgelaten - alsnog daartoe in de gelegenheid te stellen. Nu in deze zaak een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden, waarbij beide partijen in de gelegenheid zijn geweest om in te gaan op de vraag of wel de juiste rechter was geadiëerd, behoefde de rechtbank, nadat kennelijk eerst bij de nadere beoordeling de vraag naar de sectorcompetentie rees, partijen niet alsnog uitdrukkelijk in de gelegenheid stellen om zich over de voorgenomen verwijzing uit te laten. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat de beslissing tot partiële doorverwijzing met verzuim van essentiële vormen is genomen, zodat de gestelde doorbrekingsgrond niet opgaat.

Volgt niet-ontvankelijkheid van werknemer.