Rechtspraak
Danosa/LKBHof van Justitie van de Europese Unie, 2 september 2010
Danosa/LKB
Richtlijn 92/85/EEG voorziet in bijzondere maatregelen ter bescherming van werkneemsters tijdens de zwangerschap. De lidstaten zijn volgens deze richtlijn met name verplicht om hun ontslag te verbieden gedurende de periode vanaf het begin van hun zwangerschap tot het einde van het zwangerschapsverlof, behalve om redenen die geen verband houden met hun zwangerschap en die overeenkomstig het nationale recht zijn toegestaan. In de onderhavige prejudiciële zaak wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de vraag of deze bepaling van richtlijn 92/85/EEG van toepassing is in de situatie waarin een vrouw lid is van het directiecomité van een kapitaalvennootschap. Derhalve dient te worden uitgemaakt of deze vrouw als een werkneemster in de zin van richtlijn 92/85/EEG kan worden beschouwd. Het Hof heeft zich reeds uitgesproken over de inhoud van dit begrip. Volgens de rechtspraak heeft de situatie van een werkneemster in de zin van richtlijn 92/85/EEG als hoofdkenmerk dat, zoals in het kader van artikel 39 EG, tegen vergoeding prestaties worden geleverd voor een ander en onder diens gezag. De onderhavige zaak betreft meer specifiek het laatste criterium van deze definitie. De Augstākās Tiesas Senāts (Letland) richt zich tot het Hof met de vraag of en in welke mate het lid van een leidinggevend orgaan van een vennootschap in het kader van richtlijn 92/85/EEG kan worden aangemerkt als iemand die zijn functie hierin niet als een onafhankelijke dienstverlener uitoefent, maar in een verhouding van ondergeschiktheid. De verwijzende rechter wenst ook te vernemen of zijn nationale recht verenigbaar is met richtlijn 92/85/EEG voor zover het de onbeperkte mogelijkheid biedt een lid van het directiecomité van een kapitaalvennootschap te ontslaan, in het bijzonder, in het geval van een vrouw, ongeacht of zij zwanger is.
De advocaat-generaal (Bot) concludeert als volgt. Een vrouw die lid is van het directiecomité van een kapitaalvennootschap en tegen vergoeding directiefuncties uitoefent in deze vennootschap, kan worden beschouwd als een werkneemster in de zin van richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie en derhalve aanspraak maken op de in artikel 10 van deze richtlijn neergelegde ontslagbescherming, aangezien zij door haar benoeming integrerend deel uitmaakt van deze vennootschap, haar functie uitoefent onder toezicht van niet door haar zelf beheerde organen van deze vennootschap, zoals de aandeelhoudersvergadering en de raad van toezicht, en door deze organen kan worden ontslagen op de enkele grond dat zij hun vertrouwen in haar opzeggen.
Artikel 10 van richtlijn 92/85/EEG verzet zich tegen een nationale bepaling die de onbeperkte mogelijkheid biedt een lid van het directiecomité van een kapitaalvennootschap af te zetten, voor zover deze bepaling dit ontslag mogelijk maakt om een reden die verband houdt met de zwangerschap.