Naar boven ↑

Rechtspraak

Georgiev/Tehnicheski universitet
Hof van Justitie van de Europese Unie, 2 september 2010

Georgiev/Tehnicheski universitet

Pensioenontslag hoogleraar objectief gerechtvaardigd onderscheid op grond van leeftijd, wegens verdeling werkgelegenheidskansen tussen generaties binnen deze beroepsgroep

Georgiev begon in 1985 aan de Tehnicheski universitet – Sofia, filial Plovdiv (technische universiteit van Sofia, afdeling Plovdiv; hierna: "universiteit") te werken als docent. In 2006 is zijn arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar beëindigd, op grond dat hij de pensioenleeftijd had bereikt. De academische raad van de universiteit heeft Georgiev krachtens lid 11 van de overgangs- en slotbepalingen van het wetboek inzake hoger onderwijs echter toelating verleend om te blijven werken. Er werd een nieuwe arbeidsovereenkomst voor een jaar ondertekend waarin werd bepaald dat Georgiev als docent aan de faculteit ingenieurswetenschappen zou werken. Bij een in 2006 ondertekende aanvullende overeenkomst is de overeenkomst met een jaar verlengd. In 2007 is Georgiev benoemd tot hoogleraar. Bij een in 2008 ondertekende nieuwe aanvullende overeenkomst is de overeenkomst opnieuw met een jaar verlengd. Bij besluit van de directeur van de universiteit is de arbeidsrelatie tussen de universiteit en Georgiev in 2009 met een beroep op artikel 325 lid 3 van het arbeidswetboek beëindigd. Georgiev heeft bij de rechtbank te Plovdiv twee beroepen ingesteld. Het eerste beroep strekt tot vaststelling dat de clausule in de eerste overeenkomst voor bepaalde duur, die de arbeidsovereenkomst tot een jaar beperkt, nietig is en dat de overeenkomst moet worden geherkwalificeerd als een overeenkomst voor onbepaalde duur (beroep waarvan sprake in zaak C‑268/09). Het tweede beroep betreft het besluit van de directeur van de universiteit dat een einde maakt aan de arbeidsrelatie met de universiteit bij het bereiken van de leeftijd van 68 jaar (beroep waarvan sprake in zaak C‑250/09). De drie prejudiciële vragen strekken er in wezen toe te vernemen of de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale regeling die een werkgever de mogelijkheid biedt de arbeidsovereenkomst van een hoogleraar van 65 jaar of ouder te beëindigen en die bepaalt dat de arbeidsrelatie na deze leeftijd uitsluitend in de vorm van overeenkomsten voor bepaalde duur van een jaar kan worden verlengd met maximum drie jaar.

De advocaat-generaal (Bot) concludeert als volgt. De artikelen 2 lid 2 sub a, en 6 lid 1 van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale regeling als in het hoofdgeding aan de orde, die een werkgever de mogelijkheid biedt de arbeidsovereenkomst van een hoogleraar van 65 jaar of ouder te beëindigen en die bepaalt dat de arbeidsrelatie na deze leeftijd uitsluitend in de vorm van overeenkomsten voor bepaalde duur van een jaar kunnen worden verlengd met maximum drie jaar, voor zover deze regeling beoogt de werkgelegenheidskansen tussen de generaties te verdelen binnen deze beroepsgroep; het staat aan de nationale rechter te onderzoeken of dit het geval is.

  • Onderwerpen: Leeftijd (WGBL)
  • Trefwoorden: gelijke behandeling leeftijd, pensioenontslag, objectieve rechtvaardiging en werkgelegenheid