Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 31 augustus 2010
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN5994
werknemer/Serco Facilities Management BV
Werknemer is op 7 januari 2008 in dienst getreden van Serco in de functie van business development director. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst hebben partijen afgesproken dat voor werknemer jaarlijks, voor wat betreft het eerste jaar na drie maanden na indiensttreding, doelstellingen zouden worden overeengekomen aan de hand waarvan kon worden getoetst of werknemer in aanmerking zou komen voor een bonusuitkering, die in het eerste jaar voor de helft was gegarandeerd. Op 1 november 2008 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden. Aan werknemer is een bedrag van € 28.712,63 bruto ter zake van 'performance bonus' voldaan. In deze procedure vordert werknemer € 35.000 aan niet-gegarandeerde prestatiebeloning. Volgens werknemer heeft Serco geen doelstellingen geformuleerd, zodat hij aanspraak maakt op het niet-gegarandeerde deel van de bonus. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. De omstandigheid dat er geen criteria zijn aan de hand waarvan kan worden getoetst of werknemer aanspraak kan maken op het niet-gegarandeerde gedeelte van zijn prestatiebonus, dient naar het oordeel van het hof voor rekening en risico van Serco te komen. Daarbij weegt het hof mee dat werknemer zich wel heeft ingespannen om tot een beoordelingskader ten behoeve van zijn persoonlijke doelstellingen voor 2008 te komen, maar dat gesteld noch gebleken is dat van de zijde van Serco op de verzoeken van werknemer om over zijn persoonlijke doelstellingen te spreken is gereageerd.
Het beroep van Serco op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid faalt ook. In dat verband stelt Serco dat werknemer, anders dan hoe hij zich bij zijn sollicitatie presenteerde, niet over marktkennis beschikte, geen gebruik maakte van zijn netwerk en de activiteiten van Serco niet wist te doorgronden. Voorts wijst Serco erop dat werknemer in het geheel geen resultaat heeft geboekt. Het hof stelt voorop dat bij toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW de nodige terughoudendheid betracht dient te worden. Naar het oordeel van het hof maken de voornoemde omstandigheden, ook als zij in rechte vast zouden komen te staan, niet dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de bonus aan werknemer uit te keren. In dat verband is van belang dat het naar het oordeel van het hof in doorslaggevende mate aan Serco zelf te wijten is dat werknemer met succes aanspraak kan maken op de volledige prestatiebonus, nu Serco nalatig is geweest om (tijdig) met werknemer zijn doelstellingen voor 2008 overeen te komen.
Volgt vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en toewijzing van de vordering werknemer.