Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Uitzendbureau
Rechtbank Noord-Holland, 2 september 2010
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5470

werkneemster/Uitzendbureau

Uitzendbureau is niet gehouden loon te betalen, ondanks ontbreken uitzendbeding. Beroep op uitsluiting artikel 7:628 BW in cao naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar

Werkneemster is in dienst getreden van een uitzendbureau op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, ingaande op 6 mei 2008 en eindigend op 5 mei 2009. Werkneemster is tot 15 juli 2008 tewerkgesteld bij de gemeente. Daarna is werkneemster niet meer uitgezonden. Vanaf 14 november 2008 heeft het uitzendbureau de salarisbetaling gestaakt en werkneemster gesommeerd de leaseauto te retourneren.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het uitzendbureau heeft zich terecht beroepen op het bepaalde in artikel 9 lid 1 van de toepasselijke cao, dat een toegestane uitzondering vormt op het bepaalde in artikel 7:628 lid 1 BW (zie art. 7:628 leden 5 en 7 BW). Werkneemster bevond zich in fase A en had geen recht meer op doorbetaling, omdat zij sindsdien immers geen uitzendarbeid meer voor het uitzendbureau verrichtte. Iets anders was in de onderliggende arbeidsovereenkomst niet overeengekomen. Daarbij doet niet ter zake dat geen uitzendbeding is overeengekomen, zoals bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW. Het enkele feit dat het uitzendbureau de gevolgen van het wegvallen van de uitzendarbeid voor werkneemster tijdelijk heeft willen verzachten, door haar vooralsnog door te betalen en in het bezit te laten van de leaseauto, was onverplicht en betekent niet dat zij daarmee haar recht op stopzetting van deze betalingen in een later stadium zou hebben verwerkt, althans dat zij in redelijkheid niet mocht besluiten om later alsnog tot stopzetting van die betalingen over te gaan.

Volgt afwijzing van de vordering.