Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/EMCO Groep
Hoge Raad, 17 september 2010
ECLI:NL:HR:2010:BM8883

werknemer/EMCO Groep

Functiewaardering. Werkgever wijkt gemotiveerd af van landelijke bezwarencommissie. 81 Wet RO

Werknemer is sinds 1994 in dienst van EMCO. In 1999 is de 'Regeling functiebeschrijving en -waardering EMCO-groep' in werking getreden. Op basis van deze regeling is EMCO de functies van alle medewerkers binnen haar organisatie met terugwerkende kracht tot 1 januari 1999 gaan beschrijven en waarderen. Bij (hernieuwd) besluit van 25 juni 2005 heeft EMCO de functiebeschrijving en -waardering ten aanzien van werknemer vastgesteld. Tegen dit besluit heeft werknemer bezwaar gemaakt bij de Bezwaren- en Geschillencommissie van EMCO. Op basis van het door deze commissie uitgebrachte advies heeft EMCO een hernieuwd besluit genomen, gedateerd 6 oktober 2005. De in dit besluit opgenomen hogere waardering van de functie van werknemer leidde niet tot indeling in een hogere loongroep. Hij heeft tegen laatstbedoeld besluit bezwaar gemaakt bij de onafhankelijke landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering Sociale Werkvoorziening (hierna: de bezwarencommissie). De bezwarencommissie heeft EMCO op 1 februari 2006 geadviseerd het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de functie in te delen in een hogere loonschaal. Bij besluit van 21 februari 2006 heeft EMCO werknemer meegedeeld het advies van de bezwarencommissie enkel over te nemen voor wat betreft de door de bezwarencommissie ongegrond verklaarde bezwaren, met als gevolg dat de in het besluit van 6 oktober 2005 opgenomen functiewaardering en loonschaalindeling (te weten loonschaal D2) ongewijzigd zijn gebleven. Volgens werknemer dient hij vanaf 1 januari 1999 in loonschaal E te worden geplaatst. Werknemer vordert derhalve loon. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer toegewezen. Het hof heeft de vordering afgewezen. Daarbij stelde het hof voorop dat (een besluit tot) functiewaardering slechts mogelijk is aan de hand van de weging van een veelheid aan factoren. Aan de werkgever die een dergelijk besluit neemt, komt dan ook een zekere beleidsvrijheid toe. Met die beleidsvrijheid is niet te verenigen dat de rechter een dergelijk besluit ten volle zou toetsen. Volgens vaste rechtspraak (vergelijk HR 13 september 1996, NJ 1997, 38, HR 14 maart 2003, NJ 2003, 312 en HR 2 mei 2003, NJ 2003, 442) heeft de rechter wanneer een geschil over een besluit tot functiewaardering aan hem wordt voorgelegd te beoordelen of de werkgever binnen de grenzen van het toepasselijke functiewaarderingssysteem is gebleven en, indien dat het geval is, of de werkgever in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Volgens het hof heeft EMCO duidelijk gemotiveerd waarom zij het advies van de bezwarencommissie niet heeft overgenomen. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  • Wetsartikelen: 7:611 BW en 81 Wet RO
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: functiewaardering, geschillencommissie, redelijkheid en gemotiveerde afwijking