Naar boven ↑

Rechtspraak

De Waal Autogroep BV/werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 7 september 2010
ECLI:NL:GHARN:2010:BN7436

De Waal Autogroep BV/werknemer

Geen sprake van voortgezet dienstverband ex artikel 7:677 lid 4 BW bij wezenlijk andere functievervulling

Werknemer is in 2007 in dienst getreden van De Waal Autogroep in de functie van junior verkoper. Deze arbeidsovereenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 maart 2009. Werknemer is vervolgens per 1 mei 2009 voor de duur van vier maanden in dienst getreden van De Waal Autogroep als algemeen medewerker. Aansluitend is nog een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten die per 4 januari 2010 zou eindigen. De centrale vraag is of deze laatste overeenkomst van rechtswege is geëindigd. De kantonrechter heeft deze vraag ontkennend beantwoord.

Het hof oordeelt als volgt. Artikel 7:667 lid 4 BW is een codificatie van het arrest van de Hoge Raad van 4 april 1986, NJ 1987, 678 (Ragetlie/SLM). In dit arrest heeft De Hoge Raad – kort gezegd – beslist dat indien in aansluiting op een met wederzijds goedvinden geëindigde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, deze arbeidsovereenkomst niet van rechtswege eindigt door het verstrijken van de overeengekomen duur, maar naar analogie van artikel 7A:1639 f lid 3 (oud) BW moet worden opgezegd. Dit is slechts anders indien deze arbeidsovereenkomst (voor bepaalde tijd) niet alleen voor wat betreft de tijdsduur, maar ook voor wat betreft de salaris- en secundaire arbeidsvoorwaarden, te zeer van de vorige arbeidsovereenkomst verschilt zodat geen sprake is van 'voortzetting' in de zin van artikel 7A:1639 f lid 3 (oud) BW. Bij de invoering van de Wet flexibiliteit en zekerheid (Stb. 1998, 330) is de zogenaamde Ragetlie-regel via de Reparatiewet Flexibiliteit en zekerheid (Stb. 1998, 741) in artikel 7:667 lid 4 en 5 BW gecodificeerd. Van voortzetting in de zin van artikel 7:667 lid 4 BW is blijkens de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1998/99, 26 257, nr. 3, p. 4) alleen dan sprake indien de opvolgende arbeidsovereenkomst, anders dan qua rechtskarakter, niet wezenlijk verschilt van de voorafgaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Van voortzetting in de zin van lid 4 is dus geen sprake als de identiteit van beide arbeidsovereenkomsten te zeer van elkaar verschilt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor wat betreft de overeengekomen arbeid of de salaris- en andere arbeidsvoorwaarden. Hoewel werknemer hetzelfde salaris en andere secundaire arbeidsvoorwaarden ontving, acht het hof de invulling van de functie van verkoper wezenlijk anders dan dat van algemeen medewerker (pompbediende). Artikel 7:667 lid 4 BW vindt derhalve geen toepassing.

Volgt vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en afwijzing van de vorderingen van werknemer.