Naar boven ↑

Rechtspraak

Universal Impressions Inc/werkneemster
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 29 januari 2010
ECLI:NL:OGHNAA:2010:BN7662

Universal Impressions Inc/werkneemster

Ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Kwalificatie arbeidsovereenkomst

In de onderhavige procedure heeft werkneemster de veroordeling gevorderd van Universal tot doorbetaling van haar loon. Aan die vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat zij met ingang van 1 januari 2002 bij Universal in dienst is getreden, dat zij op 7 december 2006 op staande voet is ontslagen, dat zij bij brief van 12 april 2007 de nietigheid van dat ontslag heeft ingeroepen en dat zij bereid is gebleven de bedongen arbeid te verrichten. Bij verstekvonnis van 10 augustus 2007 is deze vordering toegewezen. Bij verzoekschrift van 27 december 2007 heeft Universal daartegen verzet ingesteld. Zij heeft daarbij alleen aangevoerd dat zij meent op goede gronden werkneemster te hebben ontslagen wegens haar wangedrag en het niet nakomen van afspraken jegens Universal. Na een aanhoudingsverzoek zijdens Universal te hebben afgewezen, heeft het GEA bij ontbreken van verdere toelichting het verzet ongegrond verklaard. Eerst in hoger beroep voert Universal thans als verweer dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst bestaat en dat alleen sprake is van een overeenkomst tussen haar en het bedrijf van werkneemster, Spice Travel Dispatching Services N.V., welke overeenkomst is ontstaan nadat werkneemster haar omstreeks maart 2006 had benaderd met het verzoek om met haar bedrijf werkzaamheden voor haar te laten verrichten.

Het Gemeenschappelijk Hof oordeelt als volgt. Werkneemster heeft de juistheid hiervan niet erkend. Evenmin valt in haar processtukken te lezen dat zij heeft aanvaard dat deze nieuwe stellingen in de rechtsstrijd worden betrokken. Door de wijze van procederen van Universal heeft werkneemster onvoldoende gelegenheid gehad op deze stellingen te reageren. Het Hof laat deze stellingen daarom terzijde. Bij deze stand van zaken is ook in hoger beroep voorshands aannemelijk dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat, op grond waarvan werkneemster bij Universal in dienst is. Niet aannemelijk is geworden dat Universal deze overeenkomst op grond van een dringende, onverwijld aan werkneemster medegedeelde reden heeft doen eindigen. De in de brief van 7 december 2006 genoemde klachten zijn daarvoor te weinig concreet. In haar pleitnota in hoger beroep heeft Universal nog aangevoerd dat zij de brief van 12 april 2007, waarbij werkneemsters gemachtigde de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen, nooit heeft ontvangen. Ook aan deze stelling, die Universal niet eerder heeft betrokken, zal het Hof voorbijgaan nu werkneemster daarop niet meer heeft kunnen reageren. Daargelaten wordt dan nog dat Universal aan deze stelling niet de conclusie heeft verbonden dat werkneemster zich niet binnen de daarvoor geldende termijn op de nietigheid heeft beroepen. In dit stadium moet het Hof er dus van uitgaan dat de nietigheid van het ontslag tijdig is ingeroepen, zodat de arbeidsovereenkomst is blijven voortbestaan. Onbetwist is verder dat werkneemster bereid is gebleven de bedongen arbeid te verrichten. Naar voorlopig oordeel heeft zij dus recht op doorbetaling van haar loon, zoals het GEA heeft aangenomen.