Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Observator
Rechtbank Rotterdam, 21 juli 2010
ECLI:NL:RBROT:2010:BN7774

Werknemer/Observator

Werkgever aansprakelijk voor schade wegens onrechtmatige daad, na kennelijk onredelijk ontslag

Werknemer (60 jaar) is in 1992 in dienst getreden van Observator, laatstelijk in de functie van hoofd financiƫle administratie. In 2001 is een arbeidsconflict ontstaan tussen Observator en werknemer. Op 18 mei 2001 heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 29 juni 2001 heeft Observator werknemer op staande voet ontslagen. Vervolgens zijn diverse gerechtelijke procedures gestart. Observator is op enig moment veroordeeld het loon en vakantiegeld te betalen tot datum voorwaardelijke ontbinding. Observator heeft na betaling onmiddellijk beslag gelegd op deze gelden. Uiteindelijk is Observator in eerste en tweede instantie veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Thans vordert werknemer schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van Observator. De onrechtmatigheid volgt in de eerste plaats uit de wijze van procederen (Observator zou stelselmatig onjuistheden hebben ingebracht); in de tweede plaats heeft de tactiek van Observator om werknemer financieel uit te roken, psychische klachten veroorzaakt en in de laatste plaats heeft Observator niet willen meewerken aan een fiscaal voordelige ontslagvergoeding, waardoor werknemer extra kosten heeft gemaakt.

De rechtbank oordeelt als volgt. Observator betwist dat zij heeft gekozen voor een beslag op de derdengeldrekening van de advocaat van werknemer om 'werknemer het vuur aan de schenen te leggen en hem zo financieel uit te roken'. Observator voert aan dat zij slechts om praktische redenen heeft gekozen voor een beslag op de derdengeldenrekening. Wat daar ook van zij, naar het oordeel van de rechtbank was voor Observator in ieder geval voorzienbaar dat werknemer door die beslaglegging op gelden die juist aan hem waren toegewezen psychisch zou worden belast. Observator wist immers dat werknemer verstoken was van een bron van inkomsten. De onrechtmatigheid van die beslaglegging staat bovendien vast nu de door Observator jegens werknemer gepretendeerde vordering ter zake waarvan het beslag werd gelegd, bij een inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak, is afgewezen. Voorts stelt de rechtbank vast dat Observator, door werknemer tijdens ziekte op staande voet te ontslaan, diffamerende uitlatingen omtrent hem te doen in de vervolgens gevoerde procedures, een forse reconventionele vordering tegen hem in te stellen en aan hem toegekende gelden te blokkeren door daarop conservatoir derdenbeslag te leggen, werknemer onder aanzienlijke psychische druk heeft geplaatst. De rechtbank gelast een deskundigenonderzoek om vast te stellen wat de schade van werknemer is geweest en in hoeverre er sprake is van causaal verband. De rechtbank is met Observator van oordeel dat de in het kader van de kennelijk onredelijk ontslagprocedure toegekende vergoeding relevant is in deze procedure. Dat betekent echter niet dat geen schade uit onrechtmatige daad kan worden toegewezen omdat reeds een schadevergoeding op grond van kennelijk onredelijk ontslag is toegekend. Wel zal de omvang van de in deze procedure in aanmerking te nemen schade mede worden bepaald door de reeds betaalde vergoeding.

Volgt aanhouding van de zaak.