Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/ACV Beheer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 18 augustus 2010
ECLI:NL:RBROT:2010:BN8627

werknemer/ACV Beheer

Concurrentiebeding blijft geldig bij omzetting arbeidsovereenkomst bepaalde tijd in arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

Werknemer is in 2002 als statutair directeur in dienst getreden van ACV Beheer op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op deze arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding van toepassing. Deze arbeidsovereenkomst is in 2003 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het concurrentiebeding is niet opnieuw schriftelijk overeengekomen. Tussen werknemer en medebestuurders is gaandeweg een verschil van inzicht en conflictsituatie ontstaan. Op 27 april 2009 zegt werknemer de arbeidsovereenkomst op met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Op 15 mei 2009 bevestigt de advocaat van werknemer dat sprake is van een opzegging wegens een dringende reden van werknemer. Thans vordert werknemer volledige schadevergoeding op grond van schadeplichtigheid van ACV Beheer (het geven van een dringende reden voor werknemer) en een verklaring voor recht dat het concurrentiebeding niet geldig is overeengekomen, althans niet meer geldt vanwege de schadeplichtigheid van ACV Beheer.

De rechtbank oordeelt als volgt. Een opzegging met inachtneming van een opzegtermijn kan niet worden aangemerkt als een opzegging ex artikel 7:677 BW (ontslag op staande voet), zodat van een schadeplichtig ontslag ex artikel 7:677 lid 3 BW geen sprake is. De vordering tot betaling van schadevergoeding wordt afgewezen.

In geschil is vervolgens of het concurrentiebeding uit de arbeidsovereenkomst van 2002 zijn gelding is blijven behouden toen deze overeenkomst werd verlengd bij de overeenkomst van 2003. Werknemer heeft gesteld dat dit niet het geval is nu de arbeidsovereenkomst van 2002 niet is gevoegd bij de overeenkomst van 2003 en dus ter zake het concurrentiebeding niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Werknemer heeft ter ondersteuning van zijn stelling dat dit niet het geval is onder meer verwezen naar het arrest Philips/Oostendorp (Hoge Raad 28 maart 2008, NJ 2008, 503). Naar het oordeel van de rechtbank speelt dat arrest in de onderhavige procedure geen rol. Het gaat in de voorliggende zaak immers niet om de inhoudelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden, maar (uitsluitend) om de omzetting van een tijdelijk dienstverband naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Allereerst moet dan ook worden beoordeeld of bij de overeenkomst van 2003 het concurrentiebeding opnieuw diende te worden overeengekomen. Bij de - schriftelijke - verlenging van de arbeidsovereenkomst is uitdrukkelijk overeengekomen dat de verlenging inhoudt dat alle arbeidsvoorwaarden worden voortgezet. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee ook het concurrentiebeding op rechtsgeldige wijze voortgezet en hoefde dit niet opnieuw op een andere wijze te worden vastgelegd. Voorts is gesteld noch gebleken dat met de voortzetting van de arbeidsovereenkomst het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken, zodat het ook niet om die reden nodig was het opnieuw schriftelijk overeen te komen. Van schadeplichtigheid ex artikel 7:653 lid 3 BW is voorts evenmin sprake. Ten slotte acht de rechtbank onvoldoende gesteld om tot geheel of gedeeltelijke vernietiging ex lid 2 of een billijke vergoeding ex lid 4 te geraken.

Volgt afwijzing vordering werknemer.