Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Trigion Beveiliging B.V.
Hoge Raad, 8 oktober 2010
ECLI:NL:HR:2010:BN1420

werknemer/Trigion Beveiliging B.V.

Analoge toepassing kantonrechtersformule in kennelijk onredelijk ontslagprocedure niet toegestaan. Werknemer mag zich op Van de Grijp vs. Stam beroepen, ondanks het feit dat hij zelf een beroep heeft gedaan op de Hof Den Haag-variant

Werknemer is op 4 januari 1999 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van de rechtsvoorganger van Trigion, PreNed B.V., in de functie van beveiligingsbeambte. Hij werkte in die functie op het asielzoekerscentrum te 's-Gravendeel. Op 6 mei 2004 is werknemer arbeidsongeschikt geworden. Nadat diverse rapporten over zijn gezondheidstoestand waren uitgebracht, heeft werknemer tussen februari en september 2005 werkzaamheden verricht op arbeidstherapeutische basis. In dat tijdvak is hij herhaaldelijk uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Uit rapporten die ook in die periode over werknemer zijn uitgebracht, bleek dat werken in fulltime dienstverband voor hem niet meer mogelijk was. Vervolgens heeft Trigion gespecialiseerde bureaus ingeschakeld om de re-integratie van werknemer te begeleiden. Daarbij werd met name onderzocht of een werkkring bij een andere werkgever dan Trigion tot de mogelijkheden behoorde. Hiermee is geen succes geboekt. Het UWV heeft werknemer bij brief van 5 mei 2006 meegedeeld dat hij bij het einde van de wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht en dus per 6 mei 2006 niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. Op 12 mei 2006 is werknemer opnieuw uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Hij heeft nadien geen werkzaamheden meer voor Trigion verricht. Trigion heeft de loonbetalingen per 14 mei 2006 stopgezet. Het UWV heeft werknemer ingaande 12 mei 2006 een Ziektewetuitkering toegekend. Trigion heeft de arbeidsovereenkomst met toestemming van de CWI bij brief van 27 december 2006 opgezegd tegen 22 februari 2007. De werknemer vordert schadevergoeding van € 101.000 wegens kennelijk onredelijk ontslag. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Het hof heeft de vordering alsnog toegewezen onder toepassing van de hofformule (AxBxCx0,7). Zowel werknemer als Trigion hebben tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld en betogen dat de hofformule rechtens onjuist is, ondanks het uitdrukkelijke beroep door werknemer op deze formule.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Het eerste onderdeel van middel 1, ten aanzien waarvan Trigion zich heeft gerefereerd, keert zich tegen het oordeel van het hof dat de vraag of een ontslag kennelijk onredelijk is verleend in de zin van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW, moet worden beantwoord met als uitgangspunt de resultaten van de kantonrechtersformule, verminderd met 30%. In zijn arrest van 27 november 2009, nr. 09/00978, LJN BJ6596, heeft de Hoge Raad onder meer overwogen dat bij de beoordeling van een op artikel 7:681 lid 1 en 2 BW gebaseerde vordering eerst aan de hand van de omstandigheden tezamen en in onderling verband moet worden vastgesteld dát sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag voordat kan worden toegekomen aan de beantwoording van de vraag welke vergoeding aan de werknemer wordt toegekend. Ook in het geval van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW volgt reeds uit de wettelijke omschrijving dat het enkele feit dat geen voorziening voor de werknemer is getroffen, niet voldoende is om aan te nemen dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Ook dan hangt het af van alle door de rechter vast te stellen omstandigheden, waaronder het ontbreken van een vergoeding ter zake van het ontslag, of voldaan is aan de in de wet neergelegde maatstaf die in de kern inhoudt dat het ontslag is gegeven in strijd met algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap. Het onderdeel treft dus doel. Daaraan doet niet af dat werknemer in hoger beroep de door het hof in zijn arresten van 14 oktober 2008 gevolgde benadering aan zijn stellingen ten grondslag had gelegd, reeds omdat het aangehaalde arrest van de Hoge Raad dateert van na de afsluiting van het partijdebat in appel, zodat partijen daarmee nog geen rekening konden houden.