Naar boven ↑

Rechtspraak

Günter Fuß/Stadt Halle
Hof van Justitie van de Europese Unie, 14 oktober 2010

Günter Fuß/Stadt Halle

Wettelijke regeling die overplaatsing van werknemer toestaat indien deze werknemer naleving van arbeidstijden vordert, is in strijd met de Richtlijn organisatie van arbeidstijd. Werknemer kan zich direct op de richtlijn beroepen. Nuttig effect van het doel van de richtlijn en artikel 6 VEU

Fuß is sedert 10 mei 1982 in dienst van de stad Halle. In 1998 werd hij tot ambtenaar benoemd in de rang van 'Oberbrandmeister' (opperbrandmeester); sedert 15 december 2005 heeft hij de rang van 'Hauptbrandmeister' (hoofdbrandmeester). Tot en met 4 januari 2007 werkte Fuß als chauffeur bij het interventieteam 'brandbestrijding' van de brandweer van de stad Halle. Volgens zijn dienstrooster bedroeg zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd 54 uur. Nadat Fuß naleving van Richtlijn 2003/88 had gevorderd, is hij overgeplaatst naar een andere vestiging en in een andere functie. Sinds zijn overplaatsing heeft Fuß een werkweek van 40 uur en hoeft hij geen 24-uursdienst meer te vervullen. Bovendien ontvangt hij, gelet op het kleiner aantal diensten op ongunstige tijden ('s nachts of op zon- en feestdagen), voor dergelijke diensten een lagere bijzondere toeslag. Fuß ervaart deze overplaatsing als sanctie. De stad Halle stelt zich op het standpunt dat alleen zo inhoud kan worden gegeven aan de wens van Fuß om de arbeidstijden na te leven. De verwijzende rechter vraagt het Hof het begrip 'nadeel' ex artikel 22 van de Richtlijn uit te leggen.

Het Hof van Justitie oordeelt als volgt. Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het begrip 'nadeel' in artikel 22 lid 1 eerste alinea sub b van richtlijn 2003/88 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling als die in het hoofdgeding, krachtens welke een werkgever in de overheidssector een als brandweerman in een interventieteam tewerkgestelde werknemer gedwongen kan overplaatsen, op grond dat hij heeft verzocht dat in dat interventieteam de in artikel 6 sub b van deze richtlijn bedoelde gemiddelde maximale wekelijkse arbeidstijd zou worden nageleefd. Een gedwongen overplaatsing als die in het hoofdgeding holt het bij artikel 6 sub b van richtlijn 2003/88 aan een in een interventieteam tewerkgestelde brandweerman, zoals Fuß, toegekende en door het Hof in de reeds aangehaalde beschikking Personalrat der Feuerwehr Hamburg erkende recht om in deze functie een maximale wekelijkse arbeidstijd van 48 uur te hebben, helemaal uit, en een dergelijke maatregel maakt bijgevolg het nuttig effect van deze bepaling ten opzichte van deze werknemer geheel ongedaan. Het is dus duidelijk dat deze maatregel niet de volledige toepassing van artikel 6 sub b van richtlijn 2003/88 waarborgt, en ook niet de bescherming van de rechten die deze bepaling aan de werknemers in de betrokken lidstaat toekent. Zoals de Commissie terecht heeft betoogd, zou bovendien het fundamentele recht op effectieve rechtsbescherming, dat wordt gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie, dat volgens artikel 6 lid 1 eerste alinea VEU 'dezelfde juridische waarde als de Verdragen heeft', in zijn kern worden aangetast indien een werkgever, als reactie op een klacht of op een vordering in rechte waardoor een werknemer de bepalingen van een richtlijn ter bescherming van zijn veiligheid en gezondheid wil doen naleven, een maatregel als die in het hoofdgeding mocht nemen. De vrees voor een dergelijke vergeldingsmaatregel waartegen generlei beroep zou openstaan, zou werknemers die menen door een maatregel van hun werkgever te zijn benadeeld immers kunnen ontmoedigen hun rechten voor het gerecht te doen gelden, en zou de verwezenlijking van de door de richtlijn beoogde doelstelling derhalve ernstig in gevaar brengen (zie, naar analogie, arrest van 22 september 1998, Coote, C-185/97, Jurispr. p. I-5199, punten 24 en 27). Derhalve moet op de prejudiciële vragen worden geantwoord dat artikel 6 sub b van richtlijn 2003/88 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling als die in het hoofdgeding, krachtens welke een werkgever in de overheidssector een als brandweerman in een interventieteam tewerkgestelde werknemer gedwongen kan overplaatsen naar een andere dienst op grond dat hij heeft verzocht dat in dat interventieteam de in die bepaling bedoelde gemiddelde maximale wekelijkse arbeidstijd zou worden nageleefd. Dat deze werknemer van deze overplaatsing geen ander specifiek nadeel ondervindt dan het nadeel ten gevolge van de schending van artikel 6 sub b is dienaangaande niet relevant.

  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: arbeidstijd, nadeel en rechtstreekse werking richtlijn