Naar boven ↑

Rechtspraak

Rosenbladt/Oellerking Gebäudereinigungsges.
Hof van Justitie van de Europese Unie, 12 oktober 2010

Rosenbladt/Oellerking Gebäudereinigungsges.

Pensioenontslag in algemeen verbindend verklaarde cao niet in strijd met EU-recht

Rosenbladt (geboren in 1943) is sinds 1994 in dienst van Oellerking in de functie van schoonmaakster. Met een beroep op het in de algemeen verbindend verklaarde cao opgenomen pensioenontslagbeding, stelt Oellerking zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst van Rosenbladt van rechtswege is beëindigd. Rosenbladt stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst onverkort in stand is gebleven en vordert loon. De Duitse rechter stelt het Hof van Justitie een aantal prejudiciële vragen.

Het Hof van Justitie oordeelt als volgt. Met zijn eerste en derde vraag, die tezamen dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 6 lid 1 van richtlijn 2000/78 zich verzet tegen de clausule inzake automatische beëindiging van arbeidsovereenkomsten, wanneer de werknemer de op 65 jaar vastgestelde pensioenleeftijd heeft bereikt. Er zij aan herinnerd dat het, bij ontbreken van nadere precisering over de doelstelling van de in geding zijnde nationale regelgeving, van belang is dat het onderliggende doel van de betrokken maatregel kan worden bepaald aan de hand van andere elementen, ontleend aan de algemene context van de betrokken maatregel, zodat de rechtmatigheid ervan en de passendheid en noodzaak van de ter bereiking van dit doel gebruikte middelen door de rechter kunnen worden getoetst (zie reeds aangehaalde arresten Palacios de la Villa, punt 57, en Age Concern England, punt 45). De verwijzende rechter preciseert in dit verband dat § 19 punt 8 RTV, volgens het orgaan dat bij de onderhandelingen over deze cao de belangen van de werkgevers behartigde, tot doel had de adequate en voorzienbare planning van het personeelsbestand en de personeelsaanwerving zwaarder te laten wegen dan het belang van de werknemers bij handhaving van hun economische situatie. Dit is een legitiem doel. Het middel is voorts passend. Het Hof acht het middel ook noodzakelijk, daar werknemers die door willen blijven werken onder de reguliere bescherming van non-discriminatie wegens leeftijd blijven vallen.

Op de tweede vraag moet worden geantwoord dat artikel 6 lid 1 van richtlijn 2000/78 in die zin moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale bepaling als § 10 punt 5 AGG, waarin de geldigheid wordt erkend van clausules op grond waarvan arbeidsovereenkomsten van werknemers automatisch eindigen bij het bereiken van de pensioenleeftijd, voor zover, ten eerste, die bepaling objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitieme doelstelling van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, en, ten tweede, de middelen voor het bereiken van deze doelstelling passend en noodzakelijk zijn. Het gebruiken van deze toelating in een cao is als zodanig niet onttrokken aan elke rechterlijke toetsing: ook daarmee dient overeenkomstig de vereisten van artikel 6 lid 1 van die richtlijn op passende en noodzakelijke wijze een legitieme doelstelling te worden nagestreefd.

Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het verbod van discriminatie op grond van leeftijd, zoals neergelegd in de artikelen 1 en 2 van richtlijn 2000/78 zich ertegen verzet dat een lidstaat een cao die een clausule inzake de automatische beëindiging van arbeidsovereenkomsten bevat, zoals die in § 19 punt 8 RTV, algemeen verbindend verklaart, zonder rekening te houden met de economische, sociale en demografische situatie en de situatie op de arbeidsmarkt. Richtlijn 2000/78 ziet als zodanig niet op de voorwaarden waaronder de lidstaten een cao algemeen verbindend kunnen verklaren. De lidstaten zijn echter gehouden om door passende wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te waarborgen dat alle werknemers de volledige bij richtlijn 2000/78 verleende bescherming tegen discriminatie op grond van leeftijd kunnen genieten. Artikel 16 sub b van deze richtlijn verplicht de lidstaten de nodige maatregelen te nemen om er zorg voor te dragen dat 'alle met het beginsel van gelijke behandeling in strijd zijnde bepalingen in individuele of collectieve contracten of overeenkomsten, [...] nietig worden of kunnen worden verklaard of worden gewijzigd'. Wanneer een cao niet in strijd is met de artikelen 1 en 2 van richtlijn 2000/78, staat het de betrokken lidstaat vrij deze verbindend te verklaren voor personen die daardoor niet zijn gebonden (zie naar analogie arrest van 21 september 1999, Albany, C-67/96, Jurispr. p. I-5751, punt 66).

  • Onderwerpen: Leeftijd (WGBL)
  • Trefwoorden: gelijke behandeling, leeftijd, pensioenontslag, collectieve arbeidsovereenkomst en sociale partners