Rechtspraak
werknemer/Norfresh International BV
Werknemer heeft tot 1 mei 2008 een onderneming gedreven onder de naam CMJ De Lier BV. Tussen werknemer en de directeur van Norfresh is destijds gesproken over een overname van de werknemers van CMJ De Lier BV. Werknemer heeft daarbij de wens geuit dat zowel hij als de heer X bij Norfresh in dienst zouden treden met een contract voor onbepaalde tijd. Werknemer vroeg voor zijn functie als In- en Verkoper Groente en Fruit een salaris van € 7.000 plus vakantiegeld en een vergoeding van te maken autokosten. Op 1 mei 2008 is werknemer begonnen met het uitvoeren van werkzaamheden voor Norfresh. Norfresh heeft op 25 mei 2008 € 7.000 als voorschot aan werknemer betaald. Op 18 augustus 2008 hebben partijen een contract getekend voor bepaalde tijd, dat zou lopen van 1 mei 2008 tot 1 mei 2009. In dit contract staat dat geen opzegging nodig is. Thans stelt werknemer zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV WERKbedrijf had moeten worden opgezegd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Door partijen is niet gesteld dat de overname van CMJ De Lier BV door Norfresh een overgang van onderneming met zich heeft meegebracht als bedoeld in de artikelen 7:662 e.v. BW. Ook is er niet van (voldoende) feiten en omstandigheden gebleken die in deze zaak tot die conclusie nopen, zodat er geen aanleiding is om ambtshalve deze kwestie aan hand van de voor overgang van onderneming geschreven bepalingen te beoordelen. Als uitgangspunt dient te worden genomen de arbeidsovereenkomst, zoals partijen die op 18 augustus 2008 schriftelijk hebben vastgelegd. Uit de inhoud van die overeenkomst kan bezwaarlijk iets anders worden verstaan dan dat partijen hun rechtsverhouding met terugwerkende kracht tot 1 mei 2008 een arbeidsovereenkomst hebben willen doen zijn. Daarmee hebben partijen bepaald dat hun eerste arbeidsovereenkomst vanaf die datum was gaan lopen. Nu uit het vorenstaande volgt dat de op 18 augustus 2008 door partijen vastgelegde arbeidsovereenkomst tussen hen heeft te gelden als de eerste arbeidsovereenkomst, kon deze door het verstrijken van de daarin bepaalde tijd eindigen zonder dat opzegging en voorafgaande toestemming vereist was. De gevorderde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst is blijven voortduren tot 20 augustus 2009 en de daarmee verbonden vordering tot doorbetaling van loon en pensioenbijdrage over de periode 1 mei 2009 tot 20 augustus 2008 zijn daarmee dus niet toewijsbaar.