Naar boven ↑

Rechtspraak

FNV en CNV/Arriva, Veolia en Connexxion
Rechtbank Amsterdam, 28 april 2010
ECLI:NL:RBAMS:2010:BO1217

FNV en CNV/Arriva, Veolia en Connexxion

Werkgever is gerechtigd het loon van alleen stakende werknemer te korten bij publiekvriendelijke acties

In 2008 hebben leden van verschillende vakbonden 'publieksvriendelijke acties' gevoerd tegen hun werkgevers, verschillende vervoersmaatschappijen. De stakende werknemers zijn gekort op hun loon. Thans vorderen de vakbonden een verklaring voor recht dat het korten van het loon van alleen de stakende werknemers onrechtmatig is, nu er geen sprake was van ontwrichting van het bedrijf van de vervoersondernemingen en er dus geen grondslag was voor de vervoersondernemingen om tegenover (het gehele) personeel te worden ontheven van hun verplichting het loon over de betrokken periode volledig door te betalen, alsmede omdat door het korten van enkel de buschauffeurs de vervoersbonden hun vermeend recht op korting van het collectief hebben verspeeld.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In dit geding is aan de orde welke consequenties werkgevers voor hun verplichting om uit hoofde van artikel 7:616 BW jo. artikel 7:628 BW hun werknemers loon te voldoen, mogen verbinden aan collectieve acties, zoals gratis vervoersacties, die rechtmatig gevoerd worden met het oog op het verkrijgen van nieuwe, collectieve arbeidsvoorwaarden. In directe zin strekken de vorderingen van de bonden tot doorbetaling door de vervoersondernemingen van het volledige, althans het nagenoeg volledige loon aan hun door hen 'gekorte' werknemers over de periodes dat zij aan collectieve acties deelgenomen hebben. Terecht hebben de vervoersondernemingen in de gegeven omstandigheden aangenomen dat zij gerechtigd waren alleen de bij de collectieve 'publieksvriendelijke' acties betrokken werknemers op hun loon te korten, doch niet om ook een korting toe te passen op het loon van de aan die acties niet deelnemende werknemers. Het was niet zo dat door die acties werkwillige werknemers verhinderd werden de bedongen arbeid te verrichten en evenmin dat door die acties de bedrijven van de vervoersondernemingen zo ontwricht werden dat zij met de betaling van de lonen in de problemen kwamen. Dit zou anders hebben kunnen liggen als door deze handelwijze van de vervoersondernemingen de machtsverhouding tussen partijen ten nadele van de bonden verstoord werd. Dat echter is niet gesteld en ook niet anderszins gebleken. Buiten kijf is dat door die acties de vervoersondernemingen materiële en immateriële schade geleden hebben – niet voor niets hebben de bonden die acties geëntameerd ten behoeve van de voor hun leden beoogde arbeidsvoorwaarden – en de machtsverhouding tussen partijen ten nadele van de vervoersondernemingen verstoord zou geraken, als de vervoersondernemingen niet gerechtigd zouden zijn een korting op de lonen van de aan de acties deelnemende werknemers toe te passen. Hieruit volgt dat de primaire vordering van de bonden zal moeten worden afgewezen en geconcludeerd moet worden dat de vervoersondernemingen gerechtigd waren een korting op de lonen van hun werknemers die aan de collectieve 'publieksvriendelijke' acties deelgenomen hebben, toe te passen.

Vraag is nu of de vervoersondernemingen geacht kunnen worden in redelijkheid tot de kortingen te hebben kunnen komen die zij op de lonen van de aan de collectieve acties deelnemende werknemers hebben toegepast. Daartoe houdt de kantonrechter de zaak aan voor nadere bewijsvoering.

  • Wetsartikelen: 7:628 BW en 6 ESH
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: stakingsrecht, collectieve actie, korting loon en publieksvriendelijke acties