Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 26 oktober 2010
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO2079
werkgever/werknemer
Werknemer (36 jaar) is met ingang van 1 februari 2005 in loondienst getreden van werkgever, in de functie van productiemedewerker. Na diverse malen uitgevallen te zijn wegens ziekte terwijl de bedrijfsarts vaststelde dat geen sprake was van arbeidsongeschiktheid, heeft de werkgever op 18 december 2006 het loon opgeschort nadat werknemer wederom wegens ziekte was uitgevallen. Werknemer heeft vervolgens zijn verplichtingen opgeschort, zolang de werkgeversverplichting – betaling van het loon – uit zou blijven. Per 2 april 2007 heeft werknemer ander werk gevonden. Bij vonnis van 2 augustus 2007 is werkgever veroordeeld om alsnog het loon te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd zal zijn dan wel de loondoorbetalingsverplichting van werknemer op andere wijze eindigt. Partijen twisten in deze executieprocedure over het antwoord op de vraag vanaf wanneer de loondoorbetalingsverplichting is geëindigd.
Het hof oordeelt als volgt. Nadat werknemer per 2 april 2007 elders werk heeft aanvaard, was hij niet langer bereid en beschikbaar de bedongen arbeid te verrichten. Vanaf dat moment geldt de hoofdregel van artikel 7:627 BW (geen arbeid, geen loon).