Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam, 9 december 2010
ECLI:NL:RBROT:2010:BO6802
werknemer/Stichting Ruwaard van Puttenziekenhuis
Werknemer (50 jaar) is sinds 1 augustus 2009 in dienst van RPZ in de functie van diensthoofd personeel en organisatie. Hij rapporteert aan de raad van bestuur en is lid van het managementteam (MT). Binnen RPZ is sprake van een crisis. Het MT, de ondernemingsraad en VMS (de verenigde medische specialisten binnen RPZ) hebben voorafgaande aan het aftreden van bestuurder A het vertrouwen in het bestuur opgezegd. Gebleken is dat het bestuur binnen RPZ weinig gezag had. Op 12 november 2010 is werknemer op non-actief gesteld, omdat hij voor een belangrijk deel debet zou zijn aan het verzet tegen het doorvoeren van een nieuw bestuursregime. De interim-bestuurder heeft per direct het vertrouwen in werknemer opgezegd. Werknemer vordert thans wedertewerkstelling en stelt daartoe altijd goed te hebben gefunctioneerd. Volgens hem zijn de verwijten aan zijn adres ten onrechte gemaakt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Als RPZ het verzoek tot ontbinding (in de parallelprocedure) intrekt dan heeft zij geen belang meer bij de schorsing. Immers, RPZ heeft dan geen einddatum meer waarop de beƫindiging van de arbeidsovereenkomst kan plaatsvinden, hetgeen de ratio achter de non-actiefstelling is. Dit betekent dan ook dat deze vordering voorwaardelijk kan worden toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de non-actiefstelling gaande de intrekkingstermijn reeds op te heffen. Het lijkt verstandig dat deze door partijen wordt gebruikt om zich eens te bezinnen op hun posities en alle hectiek van de afgelopen maanden even te laten bezinken.