Rechtspraak
Ozer/Hollander Techniek BVRechtbank Gelderland, 10 november 2010
Ozer/Hollander Techniek BV
Ozer was bij Hollander Techniek in dienst als leidinggevend monteur. De arbeidsovereenkomst is per 1 februari 2009 opgezegd. Volgens Ozer is de opzegging nietig, want in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte (Ozer zou nog niet de volledige 104 weken van het opzegverbod hebben uitgezeten). Daarnaast zou sprake zijn van een kennelijk onredelijke opzegging.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ozer oefent reeds sinds maart 2006 zijn bedongen arbeid niet meer 100% uit door beperkingen van medische aard. Dat er geen ziekmeldingen hebben plaatsgevonden, doet niet ter zake. De stelling dat het opzegverbod van toepassing is, faalt derhalve.
Met betrekking tot het beroep op het gevolgencriterium, oordeelt de kantonrechter als volgt. De enkele omstandigheid dat een arbeidsovereenkomst na 104 weken arbeidsongeschiktheid van de werknemer wordt opgezegd zonder dat aan hem een vergoeding wordt aangeboden, maakt de opzegging op zichzelf nog niet kennelijk onredelijk. Daarvoor dienen bijkomende bijzondere omstandigheden aan de vordering op grond van artikel 7:681 ten grondslag te worden gelegd. Deze kunnen evenwel niet aan de stellingen van Ozer worden ontleend. Het moge zo zijn dat Ozer in de jaren 2006-2008 veel heeft gewerkt en weinig heeft verzuimd, maar dit moet worden bezien bij het licht van de omstandigheden dat die werkzaamheden als niet anders dan passende arbeid hadden te gelden; in zoverre heeft Ozer niet meer gedaan dan rechtens van hem mocht worden verwacht. Voorts staat aan toewijzing van de vordering in de weg dat Ozer niet heeft voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot de door hem geleden en in het kader van artikel 7:681 BW te vergoeden schade.
Volgt afwijzing vordering Ozer.