Naar boven ↑

Rechtspraak

Radium Foam BV/werknemer
Rechtbank Limburg, 9 december 2010
ECLI:NL:RBMAA:2010:BO7659

Radium Foam BV/werknemer

Afwijzing ontbindingsverzoek na ontslag op staande voet wegens het verkopen van een bedrijfsschaar aan een collega-werknemer. Ontbindingsprocedure leent zich niet voor nadere bewijsvoering

Werknemer is in dienst van Radium Foam, in de functie van productiemedewerker. Op 14 oktober 2010 is hij op staande voet ontslagen, omdat hij bedrijfseigendommen van Radium Foam zou hebben verkocht aan een collega-werknemer (te weten een schaar). Werknemer betwist dat hij deze handeling zou hebben verricht. Radium Foam verzoekt thans voorwaardelijke ontbinding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor een eerlijke beoordeling van de ernst van het incident is een vaststelling van de juiste toedracht onontbeerlijk. Dit vereist het horen in het kader van een getuigenverhoor van alle betrokkenen, waaronder met name de collega-werknemer – die toch als kroongetuige kan worden aangemerkt en tot dusver niet door Radium Foam is gehoord. De onderhavige procedure biedt niet de mogelijkheid tot dit noodzakelijke getuigenverhoor, terwijl het gewraakte incident door Radium Foam bij de mondelinge behandeling weliswaar niet uitsluitend maar toch als de voornaamste grond voor de in haar ogen noodzakelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt aangevoerd, waar zij immers stelt dat met name door dit incident de vertrouwensrelatie zodanig ernstig is verstoord, dat niet van haar gevergd kan worden met deze persoon nog verder te gaan. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.