Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Hoge Raad, 24 december 2010
ECLI:NL:HR:2010:BO3555

werkneemster/werkgever

Termijn voor herroeping arrest inzake loonvordering na valsheid werkgever met re-integratieformulieren UWV vangt aan na feitelijke bekendheid met valsheid en niet na onherroepelijke beslissing UWV

Op 15 januari 2008 is door het hof werkneemsters loonvordering jegens werkgever afgewezen, onder meer vanwege door de werkgever ingebrachte formulieren van het UWV betreffende de re-integratie van werkneemster. Volgens werkneemster zijn deze formulieren door werkgever vervalst. Dit is haar tijdens een hoorzitting bij het UWV op 21 februari 2008 bekend geworden en is toen door de directeur van werkgever ook erkend. Bij dagvaardingsexploot van 13 augustus 2008 heeft werkneemster bij het hof op de voet van artikel 382 aanhef en onder b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een vordering tot herroeping van het arrest van 15 januari 2008 ingesteld. Werkneemster is niet ontvankelijk verklaard wegens het verstrijken van de driemaandentermijn 'na bekendheid met de gepleegde valsheid of bedrog'. Tegen dit oordeel keert werkneemster zich in cassatie onder meer met de stelling dat de herroepingstermijn pas een aanvang heeft genomen, nadat het UWV onherroepelijk had beslist op de valsheid van de formulieren (2 juni 2008).

De advocaat-generaal concludeert als volgt. Met 'vonnis' ex artikel 383 Rv wordt niet bedoeld een onherroepelijke beslissing van het UWV, maar het vonnis of in casu het arrest waartegen de herroeping zich richt. Nu uit de overige gedingstukken blijkt dat werkneemster reeds op 21 februari 2008 beschikte over bewijs dat werkgever de formulieren had vervalst, moet werkneemster vanaf die datum 'bekend' zijn geweest met de valsheid, zodat de herroepingstermijn op dat moment is aangevangen. Dat de samenstelling van de 'herroepingskamer' van het hof nagenoeg gelijk is aan de kamer die over werkneemsters loonvordering heeft beslist, levert geen schending van het 'fair trial'-beginsel op.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  • Wetsartikelen: 383 Rv en 6 EVRM
  • Onderwerpen: Rechtsvordering
  • Trefwoorden: herroeping, valsheid, UWV-formulieren, vonnis en fair trial