Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Tennis Vereniging Westzaan
Hoge Raad, 24 december 2010
ECLI:NL:HR:2010:BO5801

werknemer/Tennis Vereniging Westzaan

Inleenconstructie is aan te merken als uitzendovereenkomst ex artikel 7:690 BW. Geen geruisloze vervanging arbeidsrelatie. Geen conversie ketenregeling. Rechtsvermoeden artikel 7:610a BW

Werknemer heeft vanaf 1 april 1996 tennislessen gegeven aan leden van Tennis Vereniging Westzaan (TVW). Werknemer verrichte deze werkzaamheden tijdens het tennisseizoen (1 april tot 1 november). Werknemer verrichtte zijn werkzaamheden op basis van tijdelijke arbeidsovereenkomsten met Stichting Sportservice Noord-Holland (SSNH). SSNH leende werknemer vervolgens uit aan TVW. Tussen 1 november van enig jaar en 1 april van het daarop volgend jaar (het winterseizoen) gaf werknemer wel tennislessen (onder meer aan leden van TVW), maar niet krachtens enige schriftelijke (arbeids)overeenkomst. Voor de periode 1 november 2005 tot en met 31 maart 2006 is daartoe een arbeidsovereenkomst tussen werknemer en SSNH en een uitzendovereenkomst tussen SSNH en TVW gesloten. De arbeidsovereenkomst tussen werknemer en SSNH is op 31 oktober 2006 niet verlengd, omdat SSNH meende dat daarmee een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou ontstaan (het vierde tijdelijke contract). Werknemer stelt zich thans op het standpunt dat tussen hem en TVW een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan per 31 oktober 2006 en vordert loon. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat tussen TVW en werknemer nimmer een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Werknemer had immers enkel met SSNH een arbeidsovereenkomst. Ook het hof heeft de vorderingen afgewezen. Het oordeelde dat de relatie tussen SSNH en TVW moet worden gekwalificeerd als een uitzendrelatie in de zin van artikel 7:690 BW. ABN AMRO/Malhi verzet zich tegen een geruisloze overgang van verbintenissen tussen de materiële en formele werkgever. Evenmin zou sprake zijn van een conversie in de zin van de ketenregel door opvolgend werkgeverschap. In cassatie vecht werknemer met name het oordeel aan dat sprake is van een uitzendrelatie.

De advocaat-generaal oordeelt als volgt. Hoewel geen sprake is van een 'typische' of 'klassieke' uitzendrelatie, valt de gekozen inleenconstructie wel degelijk onder het bereik van artikel 7:690 BW. (De advocaat-generaal besteedt in zijn conclusie uitvoerig aandacht aan het fenomeen payrolling.) Daarnaast betoogt werknemer dat hem de rechtsbescherming wordt onthouden die het arbeidsrecht hem beoogt te bieden. Werknemer heeft jaren ten behoeve van TVW gewerkt. Ook indien wordt aangenomen dat telkens in het zomerseizoen op basis van een uitzendovereenkomst tussen SSNH en werknemer zou zijn gewerkt, kan het bepaalde in artikel 7:668a lid 1 en 2 BW ertoe leiden dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de alsdan inlener is ontstaan, hetgeen in casu zo was, aldus de werknemer in subonderdelen. De subonderdelen leiden niet tot cassatie nu zij uitgaan van een onjuiste rechtsopvatting. Gezien het arrest van 5 april 2002 (ABN AMRO/Malhi), heeft het hof terecht als maatstaf voorop gesteld of in de betreffende perioden sprake is geweest van verklaringen en/of gedragingen over en weer op grond waarvan moet worden aangenomen dat tussen werknemer en TVW een arbeidsovereenkomst gold. Het oordeel – over de onmogelijkheid van geruisloze vervanging van de arbeidsovereenkomst met SSNH voor de zomerseizoenen door een arbeidsovereenkomst met TVW voor de winterseizoenen – is daarom ten overvloede gegeven. Het bepaalde in artikel 7:668a BW leidt niet tot een ander oordeel. Het artikel ziet immers op de vraag of een opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt geconverteerd naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en niet op de – daaraan voorafgaande – vraag of partijen een arbeidsovereenkomst hebben afgesloten.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Volgt verwerping van het cassatieberoep.