Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/UbachsWisbrun/JWT
Rechtbank Amsterdam, 22 oktober 2010
ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8426

werkneemster/UbachsWisbrun/JWT

Kennelijk onredelijk ontslag leidt tot suppletie loon en pensioenschade gedurende twee jaar

Werkneemster is in 1986 in dienst getreden van UW/JWT, laatstelijk in de functie van projectmanager. In verband met grote verliezen heeft UW/JWT in 2009 besloten te reorganiseren. Met toestemming van het UWV WERKbedrijf is de arbeidsovereenkomst van werkneemster opgezegd per 1 januari 2010. Er is geen Sociaal Plan op werkneemster van toepassing. Werkneemster heeft op eigen houtje, dat wil zeggen zonder hierbij door UW/JWT geholpen te zijn, per 15 december 2009 een andere werkkring gevonden, en wel bij een tot hetzelfde concern als UW/JWT behorend bedrijf. UW/JWT heeft vanaf die datum het loon niet meer betaald. Werkneemster vordert in deze procedure achterstallig loon en een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster was vrijgesteld van werkzaamheden. Niet is gebleken dat zij zelf ontslag heeft genomen. Op grond van artikel 7:628 BW heeft zij in beginsel recht op loon. Dat zij niet beschikbaar zou zijn indien UW/JWT haar had opgeroepen, blijft in het midden.

De kantonrechter is wel van oordeel dat UW/JWT in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende normen van goed werkgeverschap en dat de gevolgen van de opzegging voor werkneemster te ernstig zijn in vergelijking met het belang van UW/JWT. Afgezien van het vrijstellen van werkneemster na afgifte van de verleende ontslagvergunning heeft UW/JWT niets gedaan om de gevolgen van de opzegging voor haar te verzachten. Zo heeft UW/JWT geen poging gedaan om werkneemster te helpen met het vinden van ander werk, hetzij door externe coaching hetzij door het daartoe zichzelf inspannen. Bovendien heeft UW/JWT zich wel sterk bekommerd om de positie van de blijvers, door voor dezen een borrel en luxe kerstdiner te organiseren, doch heeft niets gedaan voor de vertrekkers. De schade die werkneemster lijdt als gevolg van de opzegging bestaat uit het lagere thans door haar verdiende salaris, alsmede haar pensioenschade. De door UW/JWT gepleegde tekortkomingen zijn van dien aard dat, mede gelet op de lengte van het dienstverband, de kantonrechter het billijk acht indien de door UW/JWT te betalen vergoeding wordt gesteld op het gedurende twee jaar door werkneemster gederfde salaris plus haar pensioenschade. Die inkomensderving bedraagt € 250 x 1,08 = € 270 bruto per maand. De pensioenschade is niet gespecificeerd. Deze zal gelet op de leeftijd van werkneemster schattenderwijs op 21,8% worden gesteld (zijnde de pensioenstaffel voor het beschikbare premiestelsel, TK 30 330, nr. 6, p. 17). Gedurende 24 maanden bedraagt de schade daarmee € 7.893 bruto. Dit bedrag zal als vergoeding ter zake van het kennelijk onredelijk ontslag aan werkneemster worden toegewezen.