Rechtspraak
werknemer/De Architekten Cie
Werknemer is op 1 maart 1992 bij De Architekten Cie in dienst getreden en is laatstelijk werkzaam als medewerker systeembeheer. Architekten Cie vraagt bij brief van 22 juni 2009 aan het UWV WERKbedrijf het dienstverband met 15 van haar werknemers op grond van bedrijfseconomische omstandigheden te beëindigen. Het UWV WERKbedrijf geeft bij beslissing van 14 augustus 2009 aan Architekten Cie de gevraagde toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met werknemer. Bij brief van 24 augustus 2009 zegt Architekten Cie het dienstverband met werknemer tegen 1 februari 2010 op. Werknemer verzoekt op 20 november 2009 ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen bestaande uit veranderingen in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve op 31 januari 2010 eindigt onder toekenning van een vergoeding van € 95.000 bruto.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Doordat de arbeidsovereenkomst tot 1 februari 2010 voortduurt, kan die arbeidsovereenkomst tot die datum nog worden ontbonden op de voet van artikel 7:685 BW, indien daartoe grond bestaat. Nu de datum van 1 februari 2010 nog niet is verstreken, is naar het oordeel van de kantonrechter werknemer in zijn verzoek ontvankelijk. Nu echter de arbeidsovereenkomst als gevolg van de opzegging door Architecten Cie nog maar een beperkte looptijd heeft, heeft de kantonrechter overeenkomstig de in de beschikking van de Hoge Raad van 11 december 2009 (Van Hooff Elektra) neergelegde maatstaf, na te gaan of van een zodanige verandering in de omstandigheden sprake is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op een nog eerder tijdstip hoort te eindigen dan waartegen is opgezegd. De enkele omstandigheid dat een werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt en de werknemer gezien de gevolgen die de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor hem heeft een vergoeding verlangt, is onvoldoende om een zodanige verandering in de omstandigheden aan te merken dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve eerder dient te eindigen dan de dag waartegen de arbeidsovereenkomst is opgezegd. De vraag of werknemer aanspraak kan maken op een vergoeding op grond van artikel 7:681 BW dient te worden beantwoord in een afzonderlijke dagvaardingsprocedure. Het verzoek van werknemer tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen.