Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/WerXaam c.s.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Dordrecht), 29 december 2010
ECLI:NL:RBDOR:2010:BP0463

werknemer/WerXaam c.s.

Vergoeding kosten rechtsbijstand na ontbindingsvergoeding afgewezen. Geen sprake van onrechtmatig handelen werkgever. Proceskostencompensatie impliceert dat ieder der partijen al hun kosten van de procedure dragen

Werknemer is 1 maart 2008 in dienst getreden van WerXaam, in de functie van algemeen directeur. Nadat diverse managers en personen binnen WerXaam hadden geklaagd over het functioneren van werknemer, is het vertrouwen in hem weggevallen en heeft WerXaam ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. Werknemer heeft bij verweer onder meer C=2,5 en € 40.000 netto ten titel van kosten rechtsbijstand verzocht. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met toekenning aan werknemer van € 180.000 bruto en met compensatie van de proceskosten. De verzochte veroordeling in de kosten van rechtsbijstand heeft de kantonrechter expliciet buiten de billijke vergoeding van artikel 7:685 BW gelaten. In deze procedure vordert werknemer alsnog veroordeling van WerXaam in de kosten van rechtsbijstand.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter heeft in de beschikking de kosten voor rechtsbijstand 'niet afzonderlijk toegewezen' en verwijst voor de beoordeling van deze kosten naar een andere (deze) procedure. De rechtbank begrijpt hieruit dat deze kosten niet zijn meegewogen bij het op grond van redelijkheid en billijkheid vaststellen van de hoogte van de ontslagvergoeding. In de beschikking worden de proceskosten vervolgens gecompenseerd. Dat betekent dat elk van partijen de kosten, gemaakt in verband met de ontbindingsprocedure, zelf draagt. Over de proceskosten van de ontbindingsprocedure heeft de kantonrechter reeds beslist, zodat hierover in deze procedure geen oordeel meer kan worden gegeven. In deze procedure kan het nog slechts gaan om de kosten van rechtsbijstand die kunnen worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten voorafgaand aan de ontbindingsprocedure. Werknemer heeft aangevoerd dat de beslissing van de kantonrechter om de kosten te compenseren een standaardbeslissing is en dat een kostenveroordeling alleen betrekking heeft op het liquidatietarief. Uit de tekst van de beschikking volgt evenwel niet dat van een vergissing sprake is. Zelfs indien het gaat om een vergissing, kan dit niet leiden tot het oordeel dat de na 3 april 2009 werkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand in deze procedure thans voor vergoeding in aanmerking komen. De grondslag van de vordering in deze procedure is onrechtmatige daad. Om de vordering op deze grondslag toe te kunnen wijzen, moet het aanhangig maken van de procedure op zichzelf onrechtmatig zijn. Daarvan kan geen sprake zijn, omdat op grond van artikel 7:685 BW een ieder der partijen te allen tijden bevoegd is zich tot de kantonrechter te wenden. Volgt afwijzing vordering.