Naar boven ↑

Rechtspraak

Deutsche Lufthansa AG/Gertraud Kumpan
Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 maart 2011

Deutsche Lufthansa AG/Gertraud Kumpan

Objectieve redenen ter rechtvaardiging opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Richtlijnconforme uitleg

Kumpan is sinds 1971 als stewardess in dienst van (de rechtsvoorganger van) Lufthansa. Op grond van de cao voor het cabinepersoneel van Lufthansa eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege bij het bereiken van de 55-jarige leeftijd. De voortgezette arbeidsverhouding wordt steeds voor de duur van een jaar aangegaan en eindigt te allen tijde bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Op grond van artikel 14 lid 3 Duitse wet inzake deeltijdarbeid en overeenkomsten voor bepaalde tijd (TzBfG) is voor het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen objectieve reden vereist, wanneer de werknemer bij de aanvang van de arbeidsverhouding voor bepaalde tijd 58 jaar of ouder is (later gewijzigd in 52 jaar). Het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is niet toegestaan, wanneer een nauw zakelijk verband bestaat met een eerdere arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met dezelfde werkgever. Op 12 april 2000 bereikte Kumpan de leeftijd van 55 jaar. Partijen sloten toen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd welke steeds werd verlengd. De litigieuze arbeidsovereenkomst werd gesloten op 23 januari 2004, het jaar waarin Kumpan de leeftijd van 59 jaar bereikte. Deze overeenkomst, met een looptijd van een jaar, zou verstrijken op 30 april 2005, de laatste dag van de maand van de zestigste verjaardag van Kumpan. De rechter oordeelde dat geen sprake was van een nauw zakelijk verband nu de laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd immers niet een overeenkomst voor onbepaalde tijd opvolgde, zodat sprake was van een objectieve rechtvaardigingsgrond. De verwijzende rechter twijfelt evenwel aan de verenigbaarheid van artikel 14 lid 3 TzBfG met de bepalingen van het recht van de Unie betreffende discriminatie op grond van leeftijd en aan de toepasselijkheid van die paragraaf op het hoofdgeding en aan de verenigbaarheid van artikel 14 lid 3 TzBfG met clausule 5 punt 1 van de raamovereenkomst, die tot doel heeft de werknemers te beschermen tegen misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde duur. Met zijn tweede en derde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of clausule 5 punt 1 van de raamovereenkomst aldus moet worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale regeling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die voor iedere werknemer van meer dan 58 jaar het sluiten van een onbeperkt aantal opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zonder objectieve reden toestaat, voor zover er geen nauw zakelijk verband bestaat met een eerder aangegane overeenkomst voor onbepaalde tijd met dezelfde werkgever. Indien zulks het geval is, vraagt de verwijzende rechter of hij verplicht is de met het recht van de Unie strijdige nationale regeling buiten toepassing te laten.

Het Hof van Justitie oordeelt als volgt. Clausule 5 punt 1 van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd moet aldus worden uitgelegd dat het begrip 'nauw zakelijk verband met een eerdere arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met dezelfde werkgever' in artikel 14 lid 3 TzBfG moet worden toegepast op situaties waarin een overeenkomst voor bepaalde tijd niet onmiddellijk is voorafgegaan door een overeenkomst voor onbepaalde tijd met dezelfde werkgever en tussen deze overeenkomsten verschillende jaren zijn verstreken, wanneer tijdens deze gehele periode de oorspronkelijke arbeidsverhouding voor dezelfde activiteit en met dezelfde werkgever is voortgezet door een ononderbroken opeenvolging van overeenkomsten voor bepaalde tijd. De verwijzende rechter dient aan de relevante bepalingen van het interne recht zo veel mogelijk een uitlegging te geven die in overeenstemming is met bedoelde clausule 5 punt 1.