Rechtspraak
werkneemster/werkgever
Werkneemster is 9 januari 2009 uitgevallen wegens ziekte. Werkneemster heeft in de loop van 2009 diverse gesprekken met de bedrijfsarts afgezegd. Werkgever heeft gewaarschuwd dat het niet nakomen van haar controlevoorschriften tot sancties kan leiden. Op 23 maart 2010 heeft werkneemster werkgever verzocht naar land X te gaan in verband met haar gezondheid. Werkgever heeft hiertoe toestemming verleend op voorwaarde dat de eerstejaarsevaluatie op 30 maart 2010 zou doorgaan, alsook dat werkneemster weer op 24 april 2010 terug zou zijn in Nederland. Dit was van belang omdat werkneemster op 26 april 2010 zou worden opgenomen in het AMC. Werkneemster is langer in land X gebleven. Werkgever heeft vervolgens de loonbetaling gestaakt wegens schending van de re-integratieverplichtingen. Werkneemster vordert thans loon.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgever heeft onweersproken gesteld dat haar de bevoegdheid tot het opschorten van loon op grond van artikel 11a en 15 van de Ziekte- en Arbeidsongeschiktheidsregeling Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (ZAR) toekomt bij het geen gevolg geven aan door de werkgever opgestelde redelijke voorschriften. De bevoegdheid tot opschorting van loon is ook bepaald in artikel 7:629 lid 6 BW. Werkgever heeft deze opschorting tijdig aangekondigd, zodat aan het bepaalde in lid 7 van genoemd artikel is voldaan. De kantonrechter is van oordeel dat werkneemster werkgever grond heeft gegeven per 27 april 2010 de salarisbetaling op te schorten, aangezien werkneemster aan redelijke voorschriften van werkgever geen gevolg heeft gegeven.