Naar boven ↑

Rechtspraak

Stadsregio Rotterdam c.s./FNV Bondgenoten c.s.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 14 februari 2011
ECLI:NL:RBROT:2011:BP7407

Stadsregio Rotterdam c.s./FNV Bondgenoten c.s.

Richten-keren-staking. Staken tegen openbare aanbesteding van stadsvervoersconcessies en de daaruit voortvloeiende bezuinigingen, vormt geen zuiver politieke staking. Schade in openbaar vervoer onvoldoende voor verbod

Stadsregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden vorderen een verbod op de aangekondigde stakingen in het openbaar vervoer tegen het overheidsvoornemen vervoersconcessies openbaar aan te besteden. Naar het oordeel van de vervoersmaatschappijen is sprake van een zuiver politieke actie welke niet onder de reikwijdte van artikel 6 ESH valt.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Het betreft een actie die zich keert tegen de werkgevers HTM en RET, maar zich richt tegen de overheid. In dit geval is geen sprake van een zuiver politieke actie, omdat met name de bezuinigingen, die rechtstreeks samenhangen met de eventuele openbare aanbesteding, een naar het zich laat aanzien aanzienlijke invloed zullen hebben op de werkgelegenheid en collectieve arbeidsvoorwaarden in ruime zin die onderwerp plegen te zijn van collectieve onderhandelingen tussen de bonden en de werkgevers. Dergelijke bezuinigingen zullen, als zij doorgaan, de onderhandelingspositie van de bonden verzwaren, althans dat is zeer waarschijnlijk. De voorzieningenrechter ziet geen reden om te betwijfelen dat bezuinigingen van aanzienlijke omvang te vrezen zijn. In beginsel zijn de aangekondigde acties dus rechtmatig, omdat ze onder het bereik van artikel 6 lid 4 ESH vallen.

Voorts is voldoende aannemelijk dat de acties tijdig en deugdelijk zijn aangekondigd bij het publiek, zodat wat dat betreft aan de spelregels is voldaan. Deze collectieve acties worden na overleg met de minister en een genegeerd ultimatum op het meest geëigende moment gevoerd om beïnvloeding van de politieke besluitvorming te bewerkstelligen; indien daarmee langer wordt gewacht bestaat de reële mogelijkheid dat de bonden te laat zullen zijn. Meer is thans niet noodzakelijk.

Vervolgens is de vraag of de voorgenomen acties beperkt kunnen worden. Daartoe biedt artikel G lid 1 ESH slechts ruimte voor zover het zou gaan – voor zover nu aan de orde – om acties die onacceptabel grote gevaren opleveren voor de openbare orde en/of onaanvaardbare schade en/of hinder voor derden opleveren. Voor wat betreft de openbare orde hebben de bonden voldoende maatregelen getroffen door te overleggen met de werkgevers en de politie en door hun eigen personeel waaronder BOA's ter begeleiding in te zetten, dan wel stand by te houden. Voor wat betreft de schade en/of hinder is aannemelijk dat aanzienlijke aantallen reizigers gehinderd zullen worden, met name in het van en naar hun werk, school enzovoort gaan. Daar staat echter tegenover dat een groot deel van de bussen, trams en metro zowel in de Stadsregio als in Haaglanden blijft rijden, terwijl ook de treinen van NS en de bussen van de streekvervoerbedrijven blijven rijden. Voldoende aannemelijk is dat de meeste reizigers, die niet beschikken over eigen vervoer en die op de betreffende dag in de betreffende regio noodzakelijkerwijs moeten reizen nog voldoende mogelijkheden hebben om met het openbaar vervoer op de plaats van bestemming te komen, zij het met meer moeite en vertraging. Gelet op het feit dat zich dit per regio beperkt tot één dag levert dat geen disproportionele schade of hinder op. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen worden afgewezen.