Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Laman Technische Groothandel BV
Rechtbank Den Haag, 27 januari 2011
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8381

werknemer/Laman Technische Groothandel BV

Functiewijzigingen van assistent-verkoper tot hoofd verkoop binnendienst zijn niet voorzienbaar en derhalve ingrijpend. Deze wijziging leidt voorts tot een zwaarder drukken van het concurrentiebeding zodat het beding komt te vervallen. AVM-criteria. Schorsing concurrentiebeding in kort geding mogelijk zonder aanhangig bodemgeschil

Werknemer is in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Laman, oorspronkelijk als chauffeur te Amsterdam. In 2002 is werknemer de functie van verkoper functiegroep 4 gaan bekleden; tot die functiegroep behoren (onder meer) assistent-verkopers. Op deze nieuwe arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding van toepassing. Krachtens dit beding is het werknemer niet toegestaan gedurende twee jaar na afloop van de arbeidsovereenkomst in een straal van 30 km werkzaam te zijn bij een concurrent. Vanaf 2005 heeft werknemer zijn werkzaamheden voor (de rechtsopvolger van) Laman voortgezet te Utrecht als leider van een filiaal/filialen van Laman. Vervolgens is werknemer werkzaam geweest voor Laman te Eindhoven. Daarna is hij naar Zwolle gegaan om daar een filiaal op te zetten. Vervolgens heeft werknemer ongeveer anderhalf jaar binnen de vestiging van Laman te Zoetermeer gewerkt als 'warehousemanager'. Laatstelijk was werknemer werkzaam voor Laman als filiaalleider te Alphen aan den Rijn; daarna is die functie gewijzigd in hoofd verkoop binnendienst. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 januari 2011. Hij is voornemens in dienst te treden bij Techprof B.V., gevestigd te Nieuw-Vennep. Techprof is een rechtstreekse concurrent van Laman. Partijen verschillen van mening over de geldigheid van het concurrentiebeding. Laman stelt zich onder meer op het standpunt dat de vordering tot schorsing van het concurrentiebeding niet toewijsbaar is, omdat werknemer geen bodemprocedure is gestart.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor het instellen van een vordering in kort geding (voorlopige voorziening) geldt geen (wettelijk) vereiste dat ook een bodemgeschil aanhangig moet zijn of het instellen daarvan in het vooruitzicht moet worden gesteld. Indien geen bodemprocedure wordt aangespannen, zal een eventueel toe te wijzen schorsing in deze procedure gelden zolang het concurrentiebeding (mogelijk) gelding heeft. Dus eventueel – als het beding gelding zou hebben – maximaal tot 1 januari 2013.

De kantonrechter is voorshands van oordeel dat sprake is van een ingrijpende functiewijziging. De overgang van verkoper functiegroep 4 – naar werknemer onweersproken heeft gesteld blijkens de cao een functie van assistent-verkoper – naar die van filiaalleider en/of hoofd verkoop binnendienst is een verschuiving van een ondersteunende/assisterende (beginners)functie naar een zware leidinggevende (eind)functie. Dat is zonder meer ingrijpend te noemen. Voorzienbaar acht de kantonrechter een dergelijke ontwikkeling niet. Het ligt niet in de gebruikelijke lijn der verwachtingen dat een assistent-verkoper filiaalleider en/of hoofd verkoop binnendienst wordt. De kantonrechter is voorts van oordeel dat het concurrentiebeding door deze ingrijpende functiewijzing zwaarder is gaan drukken. Het moet immers beduidend moeilijker worden geacht elders een relatief zware leidinggevende (surplus)functie te verwerven, dan het zou zijn een relatief lichte functie van assistent-verkoper te bemachtigen. Laman heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende concreet aangegeven welke omstandigheden er in casu toe zouden moeten leiden dat het concurrentiebeding zijn geldigheid niet volledig zou hebben verloren en tot welke consequenties dat dan zou moeten leiden.