Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer is op 11 oktober 2010 voor bepaalde tijd (tot 1 september 2011) in dienst getreden van werkgever, als leerling-kok. Thans verzoekt werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische noodzaak.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de in het geding gebrachte financiële stukken komt inderdaad het beeld naar voren van een onderneming die financieel in zwaar weer is komen te verkeren. De jaarrekening van 2008 laat een verlies zien van € 17.271. In 2009 bedroeg het verlies volgens de jaarrekening € 30.264. Uit de voorlopige jaarrekening voor het jaar 2010 blijkt een verlies van € 13.563,61. Ondanks haar slechte financiële situatie in de afgelopen jaren heeft werkgever ervoor gekozen om werknemer een arbeidsovereenkomst aan te bieden voor 38 uur per week voor de periode 11 oktober 2010 tot 1 september 2011. Werkgever heeft aan de hand van de financiële gegevens aangetoond in zwaar weer te verkeren. Hij is er echter niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er sprake is van een verandering in de omstandigheden. De onderneming is immers al sinds 2008 verliesgevend. Niet is gesteld of gebleken dat de financiële problemen sinds het aangaan van de arbeidsovereenkomst op 11 oktober 2010 significant zijn verslechterd. Sterker nog, werkgever had kennelijk de intentie om werknemer met ingang van 1 april 2011 weer voor 38 uur in te zetten. Het vorenstaande in onderlinge samenhang beschouwd, is de kantonrechter van oordeel dat er weliswaar sprake is van ernstige financiële problematiek, maar dat er geen sprake is van een verandering in de omstandigheden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.