Naar boven ↑

Rechtspraak

Limburg Kozijnen BV/werknemer
Rechtbank Limburg, 12 mei 2011
ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ4083

Limburg Kozijnen BV/werknemer

Ontbindingsverzoek leidt tot C=1 ter compensatie van de extra inspanningen van werknemers na eerdere reorganisatie. Inspanningsplicht werkgever om tot een sociaal plan te komen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en uit hetgeen ter mondelinge behandeling over en weer is aangevoerd in voldoende mate aannemelijk is geworden dat Limburg Kozijnen, feitelijk Doorwin BV, tengevolge van bedrijfseconomische omstandigheden genoodzaakt is een kostenbesparende reorganisatie door te voeren, waaronder inkrimping van haar personeelsbestand en dat dit de sluiting van de vestiging te Sittard met zich brengt. Daardoor komt de arbeidsplaats van werknemer te vervallen, terwijl Limburg Kozijnen, feitelijk Doorwin BV, voor werknemer geen andere passende functie voorhanden heeft. Voorop staat daarbij dat Limburg Kozijnen, feitelijk Doorwin BV, vanuit haar verantwoordelijkheden voor een zo goed mogelijke bedrijfsvoering en de waarborging van de continuïteit van haar ondernemingen, de vrijheid toekomt om haar ondernemingen vorm te geven op de wijze welke haar goeddunkt. In beginsel moet zij dan ook de ruimte hebben om wijzigingen aan te brengen in haar organisatie indien daartoe – zoals in het onderhavige geval – aanleiding bestaat. Voormelde bedrijfseconomische omstandigheden leveren een verandering op in de omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk dan wel na korte tijd dient te eindigen. De kantonrechter is daarom voornemens de arbeidsovereenkomst te ontbinden en wel met ingang van 1 juni 2011. De beginselen van goed werkgeverschap brengen wel mee dat Limburg Kozijnen tegenover werknemer zorgvuldig dient op te treden, hetgeen in voorkomend geval ook kan en zal leiden tot een verplichting om aan werknemer een alle omstandigheden in aanmerking genomen redelijke vergoeding te betalen. Partijen verschillen van mening over de hoogte van de ter zake van de ontbinding door Limburg Kozijnen aan werknemer te betalen vergoeding. Limburg Kozijnen stelt zich op het standpunt dat zij gelet op haar precaire financiële situatie slechts een vergoeding van C=0,3 aan werknemer kan betalen. Werknemer daarentegen is van mening dat aan hem, gelet op zijn persoonlijke situatie, zijn eenzijdige werkervaring en opleiding en de huidige slechte situatie op de arbeidsmarkt, een vergoeding dient te worden toegekend van € 146.701,83 bruto. Dat zijn arbeidsplaats na 43 jaar trouwe dienst is komen te vervallen is immers niet aan hem te wijten. Vooropgesteld zij, dat indien een onderneming op grond van bedrijfseconomische omstandigheden een kostenbesparende reorganisatie dient door te voeren en tengevolge daarvan er personeel dient af te vloeien, dit in beginsel voor rekening en risico van de werkgever komt. In het onderhavige geval is dat niet anders. De werknemers, waarvan een aantal een zeer lang dienstverband heeft, hebben zich, na eerdere reorganisaties, de afgelopen jaren extra ingezet om het bedrijf draaiende te houden. Naar het oordeel van de kantonrechter had het dan op de weg van Limburg Kozijnen gelegen om zich maximaal in te spannen een sociaal plan te bewerkstelligen. De kantonrechter is van oordeel dat Limburg Kozijnen dat heeft nagelaten en kent aan de werknemers een vergoeding toe die is berekend met de kantonrechtersformule en waarbij de C-factor is gesteld op 1.