Rechtspraak
werknemer/Zuiderzeemuseum
Werknemer is op 1 april 2003 in dienst getreden bij Zuiderzeemuseum als seizoenskracht. Deze arbeidsovereenkomst eindigde eind oktober 2003. In de jaren daarna is werknemer steeds rond 1 april bij Zuiderzeemuseum in dienst getreden, waarna de arbeidsovereenkomst steeds eindigde in het najaar van dat jaar. Op 20 maart 2007 zijn partijen een arbeidsovereenkomst voor de duur van twee jaar aangegaan. Ook op deze arbeidsovereenkomst is de CAO Verzelfstandigde Rijksmusea (hierna: de cao) van toepassing. In Bijlage 7 bij de cao is een garantieregeling zaterdagtoeslag opgenomen (verder: de garantieregeling). Deze garantieregeling luidt: 'Bij de invoering van het nieuwe toeslagenregime per 1 juli 2006 geldt voor de werknemer die al in dienst is bij de werkgever voor 1 juli 2006 een garantieregeling. Deze werknemers ontvangen een inkomensgarantie van 100% van de in het voorafgaande jaar (1 juli 2005-1 juli 2006) gemiddeld verdiende zaterdagtoeslagen binnen het dagdienstvenster. De garantietoeslag wordt geïndexeerd met de structurele loonsverhogingen van de VRM-CAO. De garantietoeslag is pensioengevend. Partijen werken deze regeling uit in een uitvoeringsinstructie aan werkgevers.' Vanaf 28 februari 2009 is werknemer bij Zuiderzeemuseum in vaste dienst getreden. Werknemer vordert betaling van de garantietoeslag conform bijlage 7 bij de cao. In de kern gaat dit geschil over de uitleg van de cao. De vraag is hoe de in Bijlage 7 van de cao opgenomen 'Garantieregeling zaterdagtoeslag' moet worden gelezen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor de uitleg van de bepalingen van een cao, zijn de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis. Tussen partijen is niet ter discussie dat op de arbeidsovereenkomst in 2006 de garantieregeling van toepassing was. De vraag is of deze garantieregeling ook toepasselijk is op de arbeidsovereenkomst die partijen in 2007 hebben gesloten. Uitgangspunt van de garantieregeling is dat daarmee per 1 juli 2006 bestaande rechten van werknemers op een zaterdagtoeslag worden gecompenseerd. Naar haar bewoordingen maakt de garantieregeling geen onderscheid tussen seizoenswerkers en vaste medewerkers. Uit die bewoordingen kan tevens worden afgeleid dat werknemer voldoet aan de criteria voor toepassing van de garantieregeling. Hij was immers op 1 juli 2006 bij Zuiderzeemuseum in dienst. Zuiderzeemuseum stelt zich op het standpunt dat voor toepassing van de garantieregeling tevens sprake moet zijn van (formeel) eenzelfde dienstverband als het dienstverband op 1 juli 2006. Deze uitleg is te strikt. Gelet op de ratio van de garantieregeling, alsmede gelet op het feit dat werkgevers en werknemers alert moeten zijn op onderscheid tussen vaste medewerkers en seizoensmedewerkers en waar nodig ongeoorloofd onderscheid moeten voorkomen (de ratio van Bijlage 8 bij de cao), dient de garantieregeling zo gelezen te worden dat zij toepasselijk is in gevallen waarin sprake is van materieel eenzelfde dienstverband. Of sprake is van formeel eenzelfde dienstverband is daarbij niet van belang. De garantieregeling bepaalt immers niet dat voor haar toepassing vereist is dat het gaat om (formeel) hetzelfde dienstverband. Naar het oordeel van de kantonrechter is bij werknemer sprake van materieel gezien een voortdurend dienstverband vanaf in ieder geval 1 april 2003. Volgt toewijzing van de vordering.