Naar boven ↑

Rechtspraak

Ecostar/Faber
Rechtbank Noord-Nederland, 1 juni 2011

Ecostar/Faber

Handhaving concurrentiebeding na einde arbeidsovereenkomst voor drie maanden niet onredelijk. Wel matiging temporeel bereik tot een jaar

Faber is op 1 juli 2010 in dienst getreden van Ecostar, op aanbeveling van Erents (werknemer van Ecostar sinds 2006), in de functie van senior verkoper buitendienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van drie maanden. Ecostar is gespecialiseerd in de ontwikkeling en verkoop van milieuverantwoorde reinigings- en onderhoudsproducten voor de zakelijke gebruiker. In juli 2010 heeft Faber zich bij Ecostar ziek gemeld en is de arbeidsovereenkomst per 1 september 2010 van rechtswege geëindigd. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst van Faber zijn een relatie- en concurrentiebeding en een geheimhoudingsbeding opgenomen. Op 9 december 2010 is de eenmanszaak Biocom ingeschreven in de registers van de KvK. Biocom wordt gedreven door Erents en kent twee werkzame personen: Erents en Faber. Ecostar heeft De Boer Detectivebureau Recherche : Beveiliging ingeschakeld om te laten onderzoeken of Faber zich bezighoudt met met Ecostar concurrerende werkzaamheden. Bij brief van 9 maart 2011 is Faber door Ecostar gesommeerd tot (onder meer) het staken en gestaakt houden van de bedrijfsactiviteiten van Biocom en tot betaling van verbeurde boetes uit hoofde van het concurrentiebeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor veroordeling tot een geldsom in kort geding is terughoudendheid op z’n plaats (HR 29 maart 1985, NJ 1986, 84 en HR 28 mei 2004, NJ 2004, 602). De vordering tot betaling van verbeurde boetes kan niet als spoedeisend worden aangemerkt, nu door Ecostar geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die meebrengen dat toewijzing van deze vordering op grond van onverwijlde spoed is geboden. Faber stelt dat Ecostar geen beroep kan doen op het concurrentiebeding. In de eerste plaats voert hij daartoe aan dat een dergelijk beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter overweegt op dit punt echter dat het Ecostar vrij staat rechten te ontlenen uit het overeengekomen beding. De kantonrechter ziet niet waarom een dergelijk beroep, gelet op de (rechtmatige) wijze van beëindiging, onaanvaardbaar is. Daarnaast stelt Faber dat een belangenafweging als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 BW in zijn voordeel moet uitvallen. De kantonrechter overweegt op dit punt dat hoewel in beginsel kan worden gezegd dat het korte dienstverband niet in verhouding staat tot de duur van het concurrentiebeding, in het geval van Faber geen waarde kan worden gehecht aan deze duur. Het heeft er immers alle schijn van dat Faber naast zijn eigen bij Ecostar opgedane kennis ook vaart op de bedrijfs-, klant- en productkennis die Erents bij Ecostar heeft opgedaan. Een en ander leidt bij de kantonrechter tot de conclusie dat Faber in verhouding tot het belang van Ecostar niet onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding. Desalniettemin ziet de kantonrechter aanleiding om het concurrentiebeding qua geldigheidsduur te beperken tot één jaar. Daarbij overweegt de kantonrechter dat de opgedane kennis na verloop van tijd niet meer actueel zal zijn en daardoor zijn waarde zal verliezen. Volgt toewijzing van de vordering.

  • Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
  • Datum uitspraak: 01-06-2011
  • Roepnaam: Ecostar/Faber
  • Zaaknummer: 501191 VV EXPL 11-13
  • Nummer: AR-2011-0520