Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Vomar
Rechtbank Noord-Holland, 10 juni 2011
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR1387

werkneemster/Vomar

Werkgever is verplicht om eerst re-integratiemogelijkheid binnen eigen onderneming te effectueren voordat tot re-integratie in tweede spoor mag worden overgegaan

Werkneemster is op 24 januari 2001 in dienst getreden van Vomar in de functie van winkelmedewerker. Werkneemster is vanaf 15 juni 2009 arbeidsongeschikt. Vanaf 5 januari 2011 stopt Vomar de loondoorbetaling wegens het niet meewerken aan re-integratie door werkneemster. Op 20 mei 2011 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werkneemster in staat is werkzaamheden te verrichten in een ander filiaal. Vomar sommeert werkneemster om op 30 mei 2011 te verschijnen voor het verrichten van aangepaste werkzaamheden. Thans vordert werkneemster resterend loon over de periode januari 2011 tot en met mei 2011 en om de re-integratie in het tweede spoor te starten zoals beschreven in het rapport van de arbeidsdeskundige.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor wat betreft de loonvorderingen is gebleken dat Vomar aan die vorderingen heeft voldaan, zodat deze zullen worden afgewezen. De kantonrechter is van oordeel dat van een verplichting voor Vomar om over te gaan tot re-integratie in het tweede spoor thans onvoldoende is gebleken. Het rapport van de arbeidsdeskundige biedt voor die verplichting onvoldoende aanknopingspunten. Weliswaar wordt daarin ook aan werkneemster geadviseerd om elders werk te zoeken, maar dat brengt nog geen verplichting voor Vomar met zich. Daarbij komt dat re-integratie in een ander filiaal van Vomar tot de mogelijkheden behoort. Vomar heeft dan de plicht om die re-integratiemogelijkheid eerst te effectueren. Onvoldoende gebleken is dat werkneemster niet in staat zou zijn in een ander filiaal van Vomar te re-integreren. Volgt afwijzing van de gevorderde voorlopige voorzieningen.