Rechtspraak
Power-Packer/werknemer
Werknemer is sinds 15 juni 1991 werkzaam bij Power-Packer, laatstelijk in de functie van ploegleider. Op 20 april 2011 wordt werknemer wegens onvoldoende functioneren in de functie van montagemedewerker geplaatst. Werknemer heeft zich vervolgens ziek gemeld. Thans verzoekt Power-Packer om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsrelatie tussen partijen wordt sinds oktober 2010 gekenmerkt door een stroeve samenwerking en incidenten. In dagelijkse gesprekken heeft Power-Packer getracht de situatie te verbeteren, maar zonder resultaat. Gezien de ontstane situatie is Power-Packer van mening dat van haar niet kan worden gevergd het dienstverband met werknemer voort te zetten.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat werknemer gedurende de vijftien jaar dat hij als ploegleider heeft gefunctioneerd, hij dat tot tevredenheid van zijn werkgever heeft gedaan, afgezien van het laatste halfjaar. Duidelijk is dat de problemen beginnen wanneer eind 2010 een bredere inzetbaarheid wordt verlangd van de ploegleiders bij Power-Packer. De verhouding tussen partijen moet als zodanig verstoord worden aangemerkt, dat een vruchtbare voortzetting van de arbeidsverhouding tussen partijen niet meer tot de mogelijkheden behoort. Werknemer wil alleen maar werken als ploegleider en Power-Packer wil hem in die functie niet meer op de werkvloer toelaten.
Partijen zijn het erover eens dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gepaard dient te gaan met een ontbindingsvergoeding. Omtrent de hoogte van die vergoeding hebben zij evenwel geen overeenstemming kunnen bereiken. De kantonrechter schat in dat Power-Packer de ontstane situatie met werknemer wel erg negatief heeft benaderd. Werknemer wordt door Power-Packer in een tijdsbestek van ruim een halfjaar van zeer gewaardeerd ploegleider getransformeerd tot dissonant en geplaatst in een lagere functie. Op geen enkele wijze is gebleken dat Power-Packer heeft gepoogd werknemer mee te krijgen in de door haar gewenste werkwijze. Daartegenover staat dat een wat flexibeler opstelling werknemer niet had misstaan. De kantonrechter weegt het gebrek aan geduld en inlevingsvermogen, waaruit een negatieve insteek met betrekking tot het probleem dat zich voordeed is voortgevloeid, aan de kant van de werkgever zwaarder dan de starheid aan de zijde van de werknemer. Volgt ontbinding met C=1,5.