Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/B c.s.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 mei 2011
ECLI:NL:RBAMS:2011:BR2561

werknemer/B c.s.

Aansprakelijkheid bedrijfsongeval met vorkheftruck. Eigen schuld werknemer. Billijkheidscorrectie wegens ernst van het letsel brengt mee dat volledige schade vergoed dient te worden

Werknemer is in dienst van transportbedrijf LIT Polska als hij op 22 oktober 2008 betrokken raakt bij een ongeval op het bedrijventerrein van B. Nadat werknemer bij zijn vrachtwagen is weggelopen om klemmen bij een andere vrachtwagen te halen, is hij door de lading van een andere vorkheftruck geraakt, die op dat moment uit de loods wegreed. De bestuurder van deze vorkheftruck (ingeleend heftruckchauffeur bij B, hierna: heftruckchauffeur), heeft daarbij niet geclaxonneerd, wat volgens het interne verkeersreglement wel had gemoeten. Doordat werknemer door de lading werd geraakt, is hij ten val gekomen en met zijn benen onder het voorwiel van de vorkheftruck gekomen, als gevolg waarvan beide onderbenen zijn geamputeerd. In de onderhavige deelgeschilprocedure verzoekt werknemer de rechtbank een beslissing te nemen over de aansprakelijkheid van B en de heftruckchauffeur.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Een met slagbomen afgesloten terrein is niet een voor het verkeer openstaande weg, zoals bedoeld in de WVW. Dit betekent dat B en de heftruckchauffeur niet op grond van artikel 185 WVW aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van het ongeval. Nu B c.s. geen beroep heeft gedaan op overmacht aan de zijde van de heftruckchauffeur, en aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend, staat de aansprakelijkheid van de heftruckchauffeur voor de schade die werknemer als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden, vast. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is of een deel van de schade op grond van eigen schuld ex artikel 6:101 BW voor rekening van werknemer dient te blijven.

Een verdeling van de schade op basis van de mate waarin gedragingen van de heftruckchauffeur enerzijds (te weten het zonder claxonneren uitrijden van de loods en vooruit rijden waar achteruit rijden geboden was) en de gedragingen van werknemer anderzijds (te weten het lopen op het terrein waar dat voor voetgangers verboden was zonder daarbij voldoende waakzaam te zijn op de aanwezigheid van de vorkheftruck) hebben bijdragen aan het ontstaan van het ongeval, leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat de causale bijdrage van werknemer op 25% moet worden gesteld, zodat de schadevergoedingsplicht van de heftruckchauffeur in beginsel met 25% wordt verminderd. De billijkheidscorrectie kan echter meebrengen dat de heftruckchauffeur gehouden is om meer dan 75% van de schade te vergoeden. Vast staat dat als gevolg van het ongeval de beide benen van werknemer zijn geamputeerd. Dit letsel en de gevolgen die dit voor het leven van werknemer heeft, acht de rechtbank zodanig ernstig, dat aanleiding bestaat om een billijkheidscorrectie ter hoogte van 25% toe te passen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de heftruckchauffeur aansprakelijk is voor 100% van de schade die werknemer als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden. B is op grond van het in artikel 6:170 BW bepaalde, voor 100% medeaansprakelijk voor de schade die de heftruckchauffeur aan werknemer heeft toegebracht. Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW en artikel 6:162 BW behoeft derhalve geen bespreking meer.