Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is op 13 mei 2002 in dienst getreden bij werkgever, laatstelijk in de functie van schilder. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is met ingang van 31 januari 2010 rechtsgeldig geƫindigd. Op 16 oktober 2007 is werknemer tijdens het werk onderuit gegleden en gevallen, als gevolg waarvan hij arbeidsongeschikt is geworden. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf (hierna: cao) van toepassing (geweest). In artikel 29 is een staffel voor loondoorbetaling wegens arbeidsongeschiktheid opgenomen. Indien de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door het niet gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen of door het niet opvolgen van schriftelijke aanwijzingen door de werkgever of een door de werkgever ingeschakelde arbeidsdeskundige of veiligheidsdeskundige, zal de loondoorbetaling worden beperkt tot 70% van het loon. De arbeidsinspectie heeft geconstateerd dat het ongeval werkgever niet aan te rekenen valt. Werkgever heeft gedurende de arbeidsongeschiktheid van werknemer respectievelijk 95%, 90%, 85% en 70% van het brutoloon doorbetaald. Thans vordert werknemer betaling van achterstallig functieloon. In reconventie vordert werkgever het loon dat tijdens arbeidsongeschiktheid teveel is betaald, nu de loondoorbetalingsverplichting maar beperkt was tot 70%. Werkgever stelt dat het ongeval door werknemer is veroorzaakt door het niet opvolgen van schriftelijke aanwijzingen werkgever.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vordering van werknemer wordt toegewezen, nu werkgever de vordering heeft erkend. Ten aanzien van het geschil in reconventie oordeelt de kantonrechter als volgt. Partijen verschillen van mening of de aan werknemer in 2003 verstrekte richtlijnen VGWM kunnen worden aangemerkt als schriftelijke aanwijzingen in de zin van artikel 29 (oud) dan wel artikel 30 (nieuw) van de cao. Het komt daarbij aan op uitleg van deze bepaling. Voor de uitleg van de cao-bepaling haalt de kantonrechter de cao-norm aan. In het onderhavige geval heeft de tekst van de cao het enkel over schriftelijke aanwijzingen door de werkgever. Niet nader is geconcretiseerd waaruit deze zouden moeten bestaan en wanneer deze zouden moeten worden verstrekt. Tussen partijen staat vast dat in 2003 Richtlijnen VGWM zijn verstrekt. Deze kunnen worden opgevat als schriftelijke aanwijzingen in de zin van artikel 29 (oud) dan wel artikel 30 (nieuw) cao. De kantonrechter stelt vast dat werknemer de aanwijzing in de richtlijnen VGWM voor wat betreft de juiste hoek waaronder een ladder dient te worden geplaatst niet heeft opgevolgd en daarmee in strijd heeft gehandeld met door werkgever verstrekte schriftelijke aanwijzingen. Werknemer heeft met betrekking tot het twee jaar tijdsverloop aangevoerd dat sprake is van rechtsverwerking. Dit beroep slaagt. Bij brief van 29 juli 2008 is werkgever door de arbeidsinspectie op de hoogte gesteld van het feit dat het arbeidsongeval hem niet aan te rekenen viel. Pas bij brief van 12 januari 2010 heeft werkgever laten weten aanspraak te maken op terugbetaling van teveel betaald loon. Door over een lange periode conform de cao uit te betalen in de wetenschap dat het arbeidsongeval hem niet aan te rekenen viel en wetende dat een afschrift van de brief d.d. 29 juli 2008 aan het slachtoffer is verzonden, heeft werkgever bij werknemer het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij zijn aanspraak op basis van artikel 29 (oud) dan wel artikel 30 (nieuw) cao niet (meer) geldend zou maken. Het beroep op rechtsverwerking slaagt derhalve. Volgt afwijzing van de vordering in reconventie.