Rechtspraak
Publiekszaken/ORRechtbank Zeeland-West-Brabant, 16 mei 2011
Publiekszaken/OR
Om inzicht te krijgen in klantenstromen maakt Publiekszaken van de Gemeente Rotterdam (hierna: Publiekszaken) gebruik van het klantenvolgsysteem Qmatic. Tot begin 2010 logden baliemedewerkers met een algemeen profiel in. De werklast en productie per individuele medewerker was hierdoor niet inzichtelijk. Op 21 januari 2010 heeft de OR ingestemd met het registreren van de individuele werklast met behulp van Qmatic. Op 6 juli 2010 heeft Publiekszaken de OR gevraagd in te stemmen met het gebruik van de tool ‘operationele ondersteuning’ (hierna: OS-tool). De OS-tool is een actueel digitaal overzicht met werkvoorraad. De OR heeft instemming geweigerd, omdat men eerst de evaluatie van Qmatic wil afwachten, waarna de OR kan vaststellen wat de gevolgen zijn van de tool. Bemiddeling van de bedrijfscommissie heeft niet tot een minnelijke oplossing geleid. Thans verzoekt Publiekszaken vervangende toestemming ex art. 27 lid 4 WOR.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de wetsgeschiedenis van art. 27 lid 4 WOR volgt dat bij de beoordeling of de weigering van de OR als onredelijk aan te merken is, de argumenten van de ondernemer voor zijn voorgenomen besluit en de argumenten van de OR om zijn instemming te weigeren inhoudelijk tegen elkaar afgewogen moeten worden. Indien de argumenten even zwaar wegen dan onthoudt de kantonrechter zijn goedkeuring aan het voorgenomen besluit, tenzij de ondernemer kan aantonen dat er zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen zijn die tot goedkeuring van het voorgenomen besluit noodzaken.
Publiekszaken heeft haar belang voldoende aannemelijk gemaakt. Het voorgenomen besluit met betrekking tot de ingebruikname van de OS-tool wordt – kort gezegd – ingegeven door de wens om werkprocessen effectiever en efficiënter vorm te geven. Daartegenover staat het belang van de werknemers. Het inzichtelijk maken van individuele productie is een nieuw fenomeen voor Publiekszaken en het management. Evaluatie van een dermate nieuwe werkwijze is onontbeerlijk en partijen hebben daarover dan ook afspraken gemaakt. Niet onbegrijpelijk is dat de OR (voorlopig) weigert in te stemmen met de ingebruikname van de OS-tool. Dat de OR (met behulp van de afgesproken evaluatie) eerst een duidelijk beeld wil hebben van wat daadwerkelijk de consequenties zijn voor de individuele werknemer, is een redelijk standpunt. Zowel Publiekszaken als de OR hebben hun belang voldoende aannemelijk gemaakt, waarbij niet zonder meer gezegd kan worden dat het belang van Publiekszaken zwaarder weegt dan dat van de OR. Dit betekent dat de kantonrechter zijn goedkeuring aan het voorgenomen besluit onthoudt. Publiekszaken heeft het bestaan van zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen die noodzaken tot goedkeuring van het voorgenomen besluit onvoldoende aangetoond. Volgt afwijzing van het verzoek.