Naar boven ↑

Rechtspraak

Hennigs/Eisenbahn-Bundesamt
Hof van Justitie van de Europese Unie, 8 september 2011

Hennigs/Eisenbahn-Bundesamt

Beloning op grond van leeftijd conform de cao in strijd met beginsel van gelijke behandeling op grond van leeftijd. Verhouding beginsel van non-discriminatie versus beginsel van verenigingsvrijheid en collectief onderhandelen. Nieuwe regeling waarbij verworven rechten worden gerespecteerd is niet in strijd met EU-recht

In een tweetal procedures (C-297/10 en C-298/10) staat de vraag centraal of een in een cao opgenomen salarisregeling voor arbeidscontractanten in de overheidssector, die het basissalaris in de afzonderlijke salarisgroepen vaststelt op grond van leeftijdstrappen, mede gelet op het in het primaire recht gewaarborgde recht van de sociale partners op collectieve onderhandelingen (thans artikel 28 van het Handvest), in strijd is met het in het primaire recht opgenomen verbod van discriminatie op grond van leeftijd (thans artikel 21 lid 1 van het Handvest), zoals geconcretiseerd in Richtlijn 2000/78. In de eerste zaak is vervolgens de vraag aan de orde of een overgangsregeling – getroffen met de sociale partners – die de verworven rechten van werknemers respecteert en voorziet in een nieuwe regeling conform de richtlijn (zonder leeftijdsdiscriminatie), eveneens verboden onderscheid op grond van leeftijd maakt of dat dergelijke overgangsregelingen objectief gerechtvaardigd zijn.

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. Het Hof heeft herhaaldelijk geoordeeld dat de sociale partners op nationaal niveau, net als de lidstaten, overeenkomstig artikel 6 lid 1 eerste alinea van Richtlijn 2000/78 maatregelen kunnen vaststellen die een op leeftijd gebaseerd verschil in behandeling bevatten. Zij beschikken net als de lidstaten over een ruime beoordelingsmarge niet alleen bij de beslissing welke van meerdere doelstellingen van sociaal en werkgelegenheidsbeleid zij specifiek willen nastreven, maar ook bij het bepalen van de maatregelen waarmee deze doelstelling kan worden verwezenlijkt (zie arresten van 16 oktober 2007, Palacios de la Villa, C-411/05, Jurispr. blz. I-8531, punt 68, en 12 oktober 2010, Rosenbladt, C-45/09, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 41). Binnen het kader van deze beoordelingsmarge moet het op leeftijd gebaseerde verschil in behandeling passend en noodzakelijk zijn voor het bereiken van dat doel. De aard van de bij cao vastgestelde maatregelen verschilt in die zin van de aard van door de lidstaten unilateraal bij wet of besluit vastgestelde maatregelen, dat de sociale partners er, door de uitoefening van hun in artikel 28 van het Handvest verankerde fundamentele recht op collectieve onderhandelingen, voor hebben gezorgd een evenwicht te bepalen tussen hun respectieve belangen (zie in die zin arrest Rosenbladt en aldaar aangehaalde rechtspraak). Daar het in artikel 28 van het Handvest vastgestelde recht op collectieve onderhandelingen tot het Unierecht behoort, moet het binnen de werkingssfeer van dat recht in overeenstemming daarmee worden uitgeoefend (zie in die zin arresten van 11 december 2007, International Transport Workers’ Federation en Finnish Seamen’s Union, zogeheten arrest 'Viking Line', C-438/05, Jurispr. blz. I-10779, punt 44, en 18 december 2007, Laval un Partneri, C-341/05, Jurispr. blz. I-11767, punt 91). Wanneer de sociale partners maatregelen treffen die vallen binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2000/78, waarbij het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd is geconcretiseerd voor het gebied van arbeid en beroep, moeten zij dus handelen onder eerbiediging van deze richtlijn (zie in die zin arrest van 27 oktober 1993, Enderby, C-127/92, Jurispr. blz. I-5535, punt 22). Beoordeeld moet worden of beloning naar leeftijd objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van het Hof is beloning – rekening houdende met werkervaring van werkers – op zichzelf een legitiem doel. Dat daarvoor anciënniteit als middel wordt gebruikt, is passend (onder verwijzing naar Cadman-arrest). Nu de indeling op grond van leeftijd ook plaatsvindt indien in het geheel niet gewerkt is, gaat deze beloningswijze verder dan passend en noodzakelijk is. Derhalve moet worden geconcludeerd dat de in de cao opgenomen beloningsmaatstaf strijdig is met EU-recht.

Met betrekking tot de overgangsregeling oordeelt het Hof als volgt. De artikelen 2 en 6 lid 1 van Richtlijn 2000/78 en artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een maatregel in een collectieve arbeidsovereenkomst zoals aan de orde in het hoofdgeding in zaak C-297/10, waarbij een beloningsstelsel dat een discriminatie op grond van leeftijd in het leven had geroepen, wordt vervangen door een beloningsstelsel dat op objectieve criteria is gebaseerd, maar waarbij tevens gedurende een in de tijd beperkte overgangsperiode bepaalde discriminerende gevolgen van het eerste van deze stelsels worden gehandhaafd teneinde te verzekeren dat reeds aangestelde arbeidscontractanten zonder inkomensverlies overgaan naar het nieuwe stelsel.

  • Onderwerpen: Leeftijd (WGBL) en Overige
  • Trefwoorden: gelijke behandeling, leeftijd, loonschalen, grondrecht, verworven rechten en collectieve arbeidsovereenkomsten