Accenture/werknemer

Werknemer is sinds 1996 in dienst van Accenture in de functie van Senior Manager. In 2010 blijkt werknemer niet in aanmerking te komen voor de door hem gewenste promotie naar de functie van Senior Executive. Thans verzoekt Accenture ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Accenture voert daartoe aan dat er sprake is van disfunctioneren sinds de gewenste promotiekans. Tevens weigert werknemer mee te werken aan verbetering van de arbeidsrelatie, ondanks herhaaldelijke en aantoonbare pogingen daartoe van Accenture.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu ook werknemer geen vruchtbare samenwerking meer mogelijk acht, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden. Ten aanzien van de vergoeding wordt het volgende overwogen. Het standpunt van werknemer dat een werknemer die niet voor een promotie in aanmerking komt in alle gevallen Accenture moet verlaten, volgt de kantonrechter niet. Uit een brief van Accenture blijkt dat werknemer voor de tweede keer is afgewezen. Na de eerste afwijzing is werknemer dus kennelijk in dienst gebleven. Uit de overgelegde stukken blijkt ook dat Accenture werknemer in dienst wilde houden. Diverse malen is over voortzetting van de arbeidsrelatie gesproken. Dat ook gesproken is over beëindiging van het dienstverband is inherent aan de positie waarin partijen zijn komen te verkeren. Hoewel de oorzaak van het einde van de arbeidsovereenkomst is gelegen in het feit dat werknemer niet geschikt is voor de promotie, dient toch een vergoeding te worden toegekend. Anders dan Accenture betoogt, verlaat werknemer niet uit vrije wil het bedrijf. Door de opstelling van Accenture in de gesprekken met werknemer kan niet meer van een vrije wil van werknemer worden gesproken. Naar aanleiding van het beëindigingsvoorstel dat werknemer is gedaan, mocht hij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat Accenture hem tegemoet zou komen. Er werden hem enkele maanden salaris in het vooruitzicht gesteld en hij zou tijdens het dienstverband met Accenture in de gelegenheid worden gesteld activiteiten te ontplooien in het kader van het opzetten van zijn eigen bedrijf. De vergoeding wordt op € 50.000 bruto gesteld.