Rechtspraak
werkneemster/Tupak Packaging BVRechtbank Gelderland, 23 augustus 2011
werkneemster/Tupak Packaging BV
Werkneemster (58 jaar) is in dienst van Tupak in de functie van inpakster. Nadat aan de medewerkers van Tupak begin 2010 in verband met de economische crisis is verzocht een deel van het salaris in te leveren, is tussen werkneemster en Tupak een arbeidsconflict ontstaan. Tupak heeft werkneemster een beëindigingsvoorstel gedaan, dat door werkneemster is geweigerd. De bedrijfsarts heeft diverse keren vastgesteld dat sprake is van situatieve arbeidsongeschiktheid. Tupak heeft in juli 2010 geconstateerd dat werkneemster niet meewerkt aan re-integratie en heeft de loondoorbetaling opgeschort. Thans verzoekt werkneemster ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een c-factor van 1,3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De verhouding tussen partijen is zozeer verstoord, dat een voortzetting van de arbeidsrelatie niet reëel zou zijn. Ten aanzien van de vergoeding wordt overwogen dat aannemelijk is dat Tupak begin 2010 in financieel zwaar weer verkeerde. De door Tupak aangeboden beëindigingsovereenkomst deed geen recht aan het lange dienstverband van werkneemster, hetgeen Tupak wordt aangerekend. Dat werkneemster ondanks haar situatieve arbeidsongeschiktheid geen thuiswerk wilde doen en niet wilde meewerken aan mediation wordt werkneemster zeer zwaar aangerekend. Voorts verschillen partijen van mening over de duur van het dienstverband. Op basis van overgelegde loonstroken is aannemelijk dat werkneemster sinds 31 augustus 1992 in dienst was van (de rechtsvoorganger van) Tupak. Op basis van het feit dat werkneemster jarenlang probleemloos heeft gewerkt, wordt haar een vergoeding van € 10.000 bruto toegekend. Aan het habe nichts/wenig-verweer van Tupak wordt voorbijgegaan, nu onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat Tupak geen enkele vergoeding zou kunnen betalen.