Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is sinds 2008 voor onbepaalde tijd in dienst als metaalbewerker. Werknemer heeft zich op 11 januari 2010 ziek gemeld wegens rugklachten. Op 25 januari 2011 weigert werknemer mee te werken aan een medisch onderzoek. Werkgever heeft daarna met terugwerkende kracht de loondoorbetaling per 3 januari 2011 gestaakt. Op 28 februari 2011 concludeert ook een deskundige van UWV dat werknemer zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht. Op 13 mei 2011 is bij werkgever een ansichtkaart bezorgd met een foto van Hitler, die de Hitlergroet brengt met de tekst: ‘Für diejenigen, die es verdienen. Herzlichen Glückwunsch.’ Werknemer is als afzender op de envelop vermeld. Bij brief van 13 mei 2011 is werknemer op staande voet ontslagen wegens het versturen van de ansichtkaart. Thans vordert werknemer loon vanaf 1 januari 2011. Hij stelt dat er geen grond is voor het staken van de loondoorbetaling tijdens ziekte. Hij betwist voorts dat hij de betreffende ansichtkaart heeft verstuurd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het beroep van werkgever op niet-ontvankelijkheid wegens het ontbreken van een deskundigenoordeel ex artikel 7:629a BW faalt, nu blijkens de parlementaire geschiedenis deze verplichting niet geldt in kort geding. Bovendien heeft werkgever de arbeidsongeschiktheid als zodanig niet betwist. Op 25 januari 2011 heeft werknemer medewerking aan medisch onderzoek geweigerd. Als sanctie is het loon met terugwerkende kracht per 3 januari 2011 opgeschort. Er is echter geen grond voor de loonopschorting aangevoerd vanaf een eerdere dag dan 25 januari 2011. De loonvordering van 3 januari 2011 tot 25 januari 2011 wordt derhalve toegewezen. Vanaf 25 januari 2011 was werkgever echter wel bevoegd het loon op te schorten, omdat werknemer zich zonder deugdelijke grond niet heeft ingespannen voor zijn re-integratie.
Ten aanzien van de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet oordeelt de kantonrechter als volgt. Werkgever heeft twee verklaringen van medewerkers overgelegd die aanwezig waren bij het openen van de envelop. Beide verklaren dat zich in de envelop, die werknemer erkent gestuurd te hebben, de ansichtkaart met de afbeelding van Hitler bevond. De kantonrechter acht aannemelijk dat gezien de gedetailleerdheid van voornoemde verklaringen, de denigrerende wijze van de adressering op de envelop en het feit dat werknemer met zoveel woorden heeft erkend dat hij de afzender is van bedoelde envelop, werknemer in een eventuele bodemprocedure belast zal worden met het bewijs dat hij met behulp van bedoelde envelop niet de Hitlerkaart, maar de brief verstuurd heeft, waarin hij tegenover werkgever aanspraak maakt op doorbetaling van loon tijdens ziekte. Voorshands is niet aannemelijk dat werknemer in dat bewijs zal slagen. Werkgever heeft alles in het werk gesteld werknemer te laten re-integreren. Wanneer werknemer vervolgens de in deze zaak bedoelde ansichtkaart stuurt, levert dit naar het oordeel van de kantonrechter een dringende reden op, hetgeen overigens ook niet door werknemer wordt betwist. De loonvordering vanaf 13 mei 2011 wordt afgewezen.