Naar boven ↑

Rechtspraak

Stena Line BV/Ondernemingsraad van Stena Line BV
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 29 november 2011
ECLI:NL:GHSGR:2011:BU7160

Stena Line BV/Ondernemingsraad van Stena Line BV

Termijn van artikel 36 lid 4 WOR is van openbare orde zodat het in alle stadia van het geding kan worden ingeroepen. De OR maakt geen misbruik van recht noch handelt hij in strijd met de redelijkheid en billijkheid door pas in een laat stadium de werkgever niet-ontvankelijk te achten

Op 15 september 2009 heeft de Stena Line haar OR verzocht instemming te verlenen aan het voorgenomen besluit tot aanpassing van de pensioenregeling voor het kantoorpersoneel. De OR heeft op 18 februari 2010 laten weten de gevraagde toestemming niet te verlenen. Stena Line heeft vervolgens de bedrijfscommissie om bemiddeling verzocht. De bedrijfscommissie heeft op 13 juli 2010 advies uitgebracht. De OR heeft Stena Line op 2 september 2010 laten weten niet bereid te zijn om mee te werken aan de door de bedrijfscommissie voorgestelde oplossing. Stena Line heeft daarop op 1 oktober 2010 een verzoekschrift ex artikel 27 lid 4 WOR ingediend bij de kantonrechter te Rotterdam. De behandeling op 15 november 2010 is pro forma aangehouden. In februari 2011 stelt de OR zich op het standpunt dat Stena Line niet-ontvankelijk is in haar verzoek wegens het overschrijden van de dertigdagentermijn ex artikel 36 lid 4 WOR. De kantonrechter oordeelt in gelijke zin. Stena Line erkent de termijn als bedoeld in artikel 36 lid 4 WOR ongebruikt te hebben laten verstrijken, maar zij voegt daaraan toe dat het beroep dat de OR op genoemd artikel gedaan heeft als tardief (want niet gevoerd voor alle weren) aangemerkt moet worden. Nadat het verzoek van Stena Line aan de kantonrechter uitgebreid en inhoudelijk was besproken, ook ten overstaan van de kantonrechter (ter zitting van 15 november 2010), is het volgens Stena Line misbruik van recht om op een zodanig laat tijdstip (april 2011) een beroep te doen op de termijnoverschrijding van artikel 36 lid 4 WOR. Een en ander is volgens Stena Line ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Het hof oordeelt als volgt. De termijnoverschrijding van artikel 36 lid 4 WOR is een vaststaand feit. De in dat artikel genoemde termijn van dertig dagen waarbinnen een verzoekschrift moet worden ingediend, is van openbare orde en dient door de rechter ambtshalve te worden getoetst. Een beroep van een procespartij op termijnoverschrijding zoals hier aan de orde, is derhalve niet noodzakelijk en hoeft dan ook niet voor alle weren gevoerd te worden noch levert een beroep daarop in een laat stadium (zoals in dezen) misbruik van recht op dan wel strijd met de redelijkheid en billijkheid. De conclusie van vorenstaande moet dan ook zijn dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.