Rechtspraak
Butter BV/werknemer
Werknemer is sinds 2002 in dienst van Butter als chauffeur. Begin 2010 is hij lid geworden van de ondernemingsraad. Thans verzoekt Butter ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Aan haar verzoek heeft Butter – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat werknemer instructies niet opvolgt, dat zijn functioneren daardoor onvoldoende is en dat een verbetertraject niet heeft geresulteerd in een verandering ten goede van het functioneren van werknemer.
De kantonrechter oordeelt dat er in dit geval sprake is van een opzegverbod op grond van artikel 7:670 lid 4 BW. Er is echter geen reden om aan te nemen dat het ontbindingsverzoek verband houdt met het bestaan van het opzegverbod. De ontbinding wordt namelijk verzocht op grond van het door Butter gestelde disfunctioneren. Bij brief van 21 oktober 2011 is werknemer een verbetertraject in het vooruitzicht gesteld. Op dat moment zag Butter in het gestelde disfunctioneren geen aanleiding de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Niet gebleken is dat verbetering nadien is uitgebleven, zodat het ontbindingsverzoek wordt afgewezen. Ten overvloede wordt overwogen dat Butter ook onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er vóór 21 oktober 2011 sprake is geweest van zodanig disfunctioneren van werknemer dat de arbeidsovereenkomst daarom ontbonden zou moeten worden. De verwijten die Butter werknemer op diverse punten maakt (zoals het ten onrechte niet tanken in België en het niet rijden van een optimale route), zijn niet terecht. Op enkele punten worden door Butter terechte verwijten gemaakt, maar deze zijn van onvoldoende gewicht om ontbinding te kunnen rechtvaardigen.