Rechtspraak
Veehouderij X/Stichting AOC Projecten Zuid Oost Nederland (Helicon) en stagiair YGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31 januari 2012
Veehouderij X/Stichting AOC Projecten Zuid Oost Nederland (Helicon) en stagiair Y
Leerling (thans 23 jaar) heeft de opleiding bedrijfsleider/manager veehouderij gevolgd die door Helicon wordt aangeboden. In dat kader heeft hij van 24 april tot en met 9 juni 2006 stage gelopen bij het stagebedrijf, die een konijnenhouderij heeft. Tijdens de stageperiode heeft leerling onder meer 200 voedsters van de oude naar de nieuwe stal overgezet. Enige tijd daarna heeft leerling het ontsmettingsmiddel Tegodor NL (Tegodor) in de stal gesprenkeld met een handveger. Als gevolg hiervan zijn binnen een week ruim 100 voedsters gestorven en werpen de resterende voedsters minder jongen. Het stagebedrijf heeft de leerling op grond van onrechtmatige daad en Helicon op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk gesteld voor de schade.
Het hof oordeelt als volgt. Zowel voor de door een werknemer aan derden en aan de werkgever toegebrachte schade als voor de eigen schade van de werknemer geldt een bijzondere regel van aansprakelijkheid, die erop neerkomt dat de werknemer (in beginsel) slechts aansprakelijk is voor door hem veroorzaakte schade dan wel de eigen schade moet dragen wanneer de schade het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. De vraag rijst of dat aansprakelijkheidsregiem ook geldt voor de door de leerling bij het stagebedrijf veroorzaakte schade. Bij schade door de stagiair aan een derde (artikel 6:170 BW) alsook schade aan de stagiar zelf door het stagebedrijf (artikel 7:658 lid 4 BW) is de voor een werknemer geldende bijzondere regel van aansprakelijkheid dus ook van toepassing op een stagiair. Het ligt dan ook voor de hand dat de bijzondere regel ook van toepassing is op de derde situatie, die van de schade aan het stagebedrijf. In dit verband overweegt het hof dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 7:661 BW volgt dat de wetgever voor wat betreft de aansprakelijkheid van de werknemer jegens de werkgever één regime van toepassing wilde doen zijn dat niet onderscheidt naargelang het geval binnen of buiten artikel 6:170 lid 3 BW valt (vgl. Kamerstukken II 1985/86, 17 896, nr. 8, p. 27). Niet voor niets is de tekst van het slot van artikel 6:170 lid 3 BW, dat uitsluitend van toepassing is op de schade jegens derden, gelijk aan die van artikel 7:661 lid 1 BW, dat ook van toepassing is op de schade jegens de werkgever. Onder deze omstandigheden acht het hof de conclusie verantwoord de regel van artikel 7:661 lid 1 BW betreffende de aansprakelijkheid van een werknemer voor schade aan zijn werkgever ook van toepassing te achten op een stagiair, ondanks het feit dat in artikel 7:661 BW een met artikel 7:658 lid 4 BW vergelijkbare bepaling ontbreekt. Naar het oordeel van het hof heeft de stagiair niet opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld (ook al stonden er ‘Red flags’ op de verpakking en handelde de stagiair in strijd met een opdracht van het stagebedrijf).
Met betrekking tot de vordering jegens de school, overweegt het hof als volgt. Een leerling van een school is geen ondergeschikte van de school in de zin van artikel 6:170 BW, ook niet wanneer de leerling als stagiair bij een stagebedrijf wordt tewerkgesteld. Tussen de leerling en de school in het beroepsonderwijs bestaat een privaatrechtelijke rechtsverhouding. Die rechtsverhouding komt onder meer tot uitdrukking in het bestaan van een onderwijsovereenkomst (vgl. artikel 8.1.3 Wet educatie en beroepsonderwijs). School en leerling hebben over en weer rechten en verplichtingen. De kernverplichting van de school is, kort gezegd, het verstrekken van onderwijs aan de leerling. Een leerling die stage loopt, doet dat in het kader van die verplichting van de school jegens hem en niet ten behoeve van de school. Hij verricht geen dienst aan de school, maar – uiteindelijk, en hij wordt daartoe door de school in de gelegenheid gesteld – aan zichzelf. Daarin verschilt zijn taak van die van de ondergeschikte in de zin van artikel 6:170 BW. De laatste verricht zijn taak ten behoeve van degene die hem deze heeft opgedragen. Het verrichten van die taak behelst een prestatie jegens de opdrachtgever en is niet, zoals bij de stagiair, uiteindelijk een invulling van de prestatie van de opdrachtgever, te weten het verstrekken van onderwijs. De ratio van artikel 6:170 BW – kort gezegd: dat wie in het maatschappelijk verkeer ten eigen behoeve gebruik maakt van de diensten van een ander jegens derden ook verantwoordelijk is voor de fouten van die derden – is dan ook niet van toepassing op de verhouding tussen een school en een leerling die stage loopt.