Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 16 september 2011
ECLI:NL:RBHAA:2011:BV6449
werkneemster/PNO Consultants
Werkneemster is in 1999 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) van PNO. In de arbeidsovereenkomst met PNO is een concurrentiebeding overeengekomen. Op 15 december 2009 is een nieuwe arbeidsovereenkomst met PNO gesloten. In deze overeenkomst is ook een concurrentiebeding opgenomen. Op 1 augustus 2010 is werkneemster in dienst getreden van Deloitte, een concurrent. PNO heeft vanaf dat moment geen concreet omschreven overtreding van het concurrentiebeding gesignaleerd. Werkneemster vordert primair het gehengen en gedogen van concurrerende werkzaamheden voor Deloitte en subsidiair matiging of schorsing van het concurrentiebeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De primaire vordering is een constitutieve uitspraak die zou moeten zijn gebaseerd op het definitieve oordeel van de voorzieningenrechter dat, wat er ook zij van de inhoud van het concurrentiebeding, dit in ieder geval verlopen is. Dit oordeel moet aan de bodemrechter worden overgelaten.
Partijen verschillen van mening over de vraag of het laatste concurrentiebeding de eerdere concurrentiebedingen vervangt. Het is in gevallen waar onduidelijkheid bestaat over de relatie tussen een nieuw en een eerder gesloten concurrentiebeding niet ongebruikelijk die contra proferentem, in casu in het nadeel van de werkgever uit te leggen. Het is echter niet ondenkbaar dat de bodemrechter op grond van het laatste overeengekomen concurrentiebeding van oordeel zal zijn dat het concurrentiebeding nog tot twee jaren na beƫindiging van de arbeidsovereenkomst duurt. Voor dat geval komt aan de orde de vraag of de voorzieningenrechter het moet matigen of geheel of gedeeltelijk schorsen. De vordering tot matiging wordt afgewezen, aangezien dit een constitutionele uitspraak is. Ten aanzien van de schorsing is van belang dat werkneemster vanaf juni 2010 tegenover de verschillende directeuren van PNO redelijk openhartig is geweest over de aard van haar werkzaamheden bij Deloitte. De werkzaamheden die werkneemster voor Deloitte verricht, liggen in het verlengde van de werkzaamheden bij PNO, maar niet is gebleken dat werkneemster werkzaamheden heeft gedaan met betrekking tot WBSO (hetgeen ze bij PNO deed). Daarbij komt dat werkneemster haar positie bij Deloitte aanzienlijk heeft kunnen verbeteren. Voor zover het concurrentiebeding mocht gelden, wordt het geschorst vanaf 1 oktober 2011 tot twee jaar na einde dienstverband. Ten aanzien van de vordering in reconventie wordt overwogen dat werkneemster het concurrentiebeding niet zo evident heeft geschonden dat dwangsommen moeten worden opgelegd en/of een voorschot moet worden gegeven op reeds vervallen of nog te vervallen boetes.