Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 16 februari 2012
ECLI:NL:RBHAA:2012:BV7745
A c.s./B Beheer c.s.
D is aandeelhouder en bestuurder van Schildersbedrijf X. In 2001 zijn A Beheer, B Beheer en C Beheer aangesteld als statutair bestuurder van D. De aandelen in D worden gehouden door A Beheer, B Beheer en C Beheer. Met A, B en C Beheer zijn in 2000 managementovereenkomsten met Schildersbedrijf X aangegaan. De directie van Schildersbedrijf X wordt gevormd door de natuurlijke personen A, B en C. Op de algemene vergadering van aandeelhouders van 5 december 2011 is A Beheer als bestuurder van D ontslagen. Per diezelfde datum is de managementovereenkomst tussen A Beheer en Schildersbedrijf X opgezegd. De overige bestuurders stellen zich op het standpunt dat zowel A als A Beheer zijn taak als bestuurder onbehoorlijk uitoefent. Thans stellen A en A Beheer zich op het standpunt dat het ontslag als bestuurder van D onterecht is en dat opzegging van de managementovereenkomst met A Beheer in strijd is met de opzeggingsbepalingen in de managementovereenkomst en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Ten aanzien van de inhoudelijke gronden die aan het ontslagbesluit ten grondslag liggen, staan partijen lijnrecht tegenover elkaar. Niet gesteld of gebleken is dat het ontslagbesluit in strijd is met enig ander wettelijk of statutair voorschrift, zodat het ontslagbesluit onaangetast blijft.
Ten aanzien van de opzegging van de managementovereenkomst wordt overwogen dat een besluit tot ontslag van een statutair bestuurder in beginsel ook de beëindiging van de managementovereenkomst tot gevolg heeft. In de omstandigheden van het onderhavige geval ziet de voorzieningenrechter evenwel aanleiding om af te wijken van dit uitgangpunt. Hiertoe is redengevend dat het statutair bestuurderschap van A Beheer in de praktijk geen enkele rol speelt bij het invulling geven aan de managementovereenkomst. Niet in geschil is immers dat de werkzaamheden van A voor negentig procent bestaan uit calculatie en voor het overige uit telefonie- en wagenparkbeheer en dat van het uitvoeren van bestuurderstaken amper of geen sprake is (geweest). Voorts is het volstrekt onaannemelijk dat A niet meer als calculator aan de slag zou kunnen gaan. Geoordeeld wordt dat de managementovereenkomst in stand is gebleven. De vordering tot wedertewerkstelling van A Beheer uit hoofde van de managementovereenkomst wordt derhalve toegewezen, met dien verstande dat de invulling van de werkzaamheden zal plaatsvinden overeenkomstig de wijze waarop partijen daaraan in de praktijk altijd al invulling hebben gegeven. Gelet op de ter zitting gebleken weigerachtigheid om een terugkeer van A als calculator zelfs maar in overweging te nemen, acht de voorzieningenrechter het aangewezen een dwangsom op te leggen.