Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Noord-Holland, 12 april 2012
werknemer/werkgever
Werknemer is sinds 1998 in dienst als loodgieter. Sinds begin februari 2009 is hij arbeidsongeschikt. Werkgever is van mening dat werknemer zich onvoldoende inzet voor re-integratie in het tweede spoor en schort de loonbetaling op. Werkgever heeft op 19 januari 2011 bevestigd dat werknemer per 7 februari 2011 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering en dat werknemer per 7 februari 2011 uit dienst is. Werknemer stelt dat het ontslag onregelmatig is. Hij vordert onder meer betaling van achterstallig salaris.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor het stopzetten of schorten van het loon was geen goede grond aanwezig. Op grond van artikel 7:629 lid 6 BW kan het loon slechts opgeschort worden om werknemer te bewegen alsnog te voldoen aan zijn re-integratieverplichtingen. Uit niets blijkt dat werknemer is medegedeeld dat hij blijvend geen recht meer had op salarisbetaling. Bovendien kan het loon op grond van artikel 7:629 lid 6 BW alleen worden opgeschort bij het niet-naleven van controleverplichtingen. Onvoldoende is komen vast te staan dat werknemer niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan. De loonvordering over de periode dat geen loon is betaald, wordt toegewezen.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een onregelmatig ontslag, zodat de gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van drie maandsalarissen wordt toegewezen. Het beroep van werkgever op verjaring slaagt niet, omdat de verjaring rechtsgeldig is gestuit. Er is geen sprake van een vervaltermijn maar van een verjaringstermijn, zodat stuiting is toegelaten. Ook de gevorderde uitbetaling van opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen en vakantiegeld worden toegewezen.